Trappen van vergelijking

Grammatica 


dik, dikker, het dikst
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 


dik, dikker, het dikst

Slide 1 - Slide

Wat gaan we leren?
De trappen van vergelijking.

Slide 2 - Slide

Uitleg






         deze man is dik     die man is dikker     die man is het dikst

Slide 3 - Slide

Uitleg
je schrijft woorden in de vergrotende trap met -er
je schrijft woorden in de overtreffende trap met -st

mooi - mooier - mooist
klein - kleiner - kleinst
hoog - hoger - hoogst
jong - jonger - jongst

Slide 4 - Slide

Uitleg
Let op de spelling

groot - groter - het grootst
lief - liever - het liefst
vies - viezer - het viest

Slide 5 - Slide

Uitleg
bij een vergelijking gebruik je vaak het woordje dan.

Ik ben ouder dan mijn zusje. 
jij bent langer dan jouw vriend. 
Deze auto is duurder dan die auto. 

Slide 6 - Slide

Uitleg
eindigt het woord op -r? dan gebruik je -der

duur - duurder - duurst
zuur - zuurder - zuurst
ver - verder - verst

Slide 7 - Slide

Uitleg
onregelmatig zijn:

goed - beter - best
graag - liever - het liefst
veel - meer - het meest
weinig- minder - het minst

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Maak een vergrotend woord. 
Let op het woordje dan.

Jouw handen zijn nog ______________________ die van mij. (groot) 
Ik vind rijst ______________________aardappels.  (lekker)



Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Vul de goede vorm in. 

Ik heb _________________ onvoldoendes dan vorig jaar. (weinig)
Wat is _________________: zilver of goud? (duur)


Slide 10 - Slide

1. duur - ___________- het duurst
2. graag - liever - ______________
3. _____________- mooier - het mooist.
4. klein - __________ - het kleinst.
5. groot - groter - ______________.
6. ___________ - blauwer - het blauwst.


Slide 11 - Drag question