ned 3F: taalverzorging Samenhang: verwijzen, signaalwoorden, opbouw tekst

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Taalverzorging samenhang 3F

Verwijzen

Signaalwoorden

Naar een DE-woord verwijs je met DIE

1. ja
2. nee

Met het verwijswoord
'met wie'
verwijs je naar...

1. een mens
2. een dier
3. een ding

Gisteren gingen hun zwemmen.

1. Goed
2. Fout

Zij waren gisteren aanwezig, maar ze staan op afwezig.

1. Goed
2. Fout

Signaalwoorden

verband

1. het ene heeft met het andere te maken
2. beginnen
3. hoe je iets gebruikt
4. het kunnen van iets

Tegenstellend verband

1. Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
2. Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
3. Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
4. Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Welk woord geeft een verband in de tijd aan (chronologisch verband)?

1. Daarentegen
2. Omdat
3. Vanwege
4. Toen

Er is een verband tussen vervuiling en de opwarming van de aarde.
Verband =

1. ze hebben iets met elkaar te maken
2. ze gebeuren op hetzelfde moment

Welk verband is dit?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

tegenstellend verband

1. eerst
2. daarna
3. echter
4. daarom

Tekststructuur

Schrijfplan/-schema

Schrijfplan/-schema

Titel

Inleiding (1 alinea) (inleiding, voorbeeld, als eerste.. signaalwoorden)

Middenstuk (mag meerdere alinea's/kopjes met deelonderwerpen)

• Deelonderwerp 1
• Deelonderwerp 2 Wat is het verband met de vorige alinea?
• Deelonderwerp 3

Slot (1 alinea) (samenvattend, concluderende signaalwoorden)

Aan de slag!