Geschiedenisquiz 5ath/gym

Geschiedenisquiz
Welkom in de vijfde klas geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van vorig jaar?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Geschiedenisquiz
Welkom in de vijfde klas geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van vorig jaar?

Slide 1 - Slide

Klas aanmaken in LessonUp
Ga op je laptop naar SOM/LessonUp
Vul de volgende code in: nhdiy
Vul je echte voor- en achternaam in
(registeren alleen met je schoolmail!)
Denk na over je antwoorden!
Houd de antwoorden voor jezelf (roepen/voorzeggen = stoppen met quiz!)

Slide 2 - Slide

We beginnen makkelijk... hoeveel perioden zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 3 - Quiz

Hoeveel tijdvakken zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 4 - Quiz

Welk tijdvak zien we hier?
A
De tijd van steden en staten
B
De tijd van ontdekkers en hervormers
C
De tijd van monniken en ridders
D
De tijd van pruiken en revoluties

Slide 5 - Quiz

In het oude Egypte kreeg de koning een speciale titel van farao. Waarom?
A
Dit is alleen een Egyptische term.
B
Dit laat zien dat hij hoger is dan de rest.
C
Dit benadrukt zijn 'goddelijke' status.
D
Dit had geen enkele functie.

Slide 6 - Quiz

In welk jaar ontdekt Columbus Amerika?
A
1502
B
1568
C
1648
D
1492

Slide 7 - Quiz

Wat houdt het Twaalfjarig Bestand in tijdens de 80-jarige oorlog?
A
Er is 12 jaar lang crisis.
B
Er is 12 jaar lang politieke onrust.
C
Er is 12 jaar een wapenstilstand.
D
Er is 12 jaar vrede.

Slide 8 - Quiz

Wat houdt de Renaissance in?
A
Een periode van het nieuwe wetenschap.
B
Een herinteresse voor de prehistorie.
C
Een herinteresse voor de klassieke oudheid.
D
Een periode van vele oorlogen.

Slide 9 - Quiz

Luther en Calvijn wilden beiden de christelijke kerk veranderen (hervormen). Waar stoorden ze zich het meest aan?
A
Rijkdom van de kerk.
B
Geestelijken hielden zich niet aan de regels (niet trouwen etc.)
C
Fouten in de Bijbel.
D
Aflaathandel.

Slide 10 - Quiz

Welk tijdvak zien we hier?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van ontdekkers en hrevormers
D
Tijd van regenten en vorsten

Slide 11 - Quiz

Bij het tijdvak dat je zojuist zag, horen de volgende jaartallen...
A
1000-1500
B
1500-1600
C
1600-1700
D
1700-1800

Slide 12 - Quiz

Hieronder staan twee stellingen. Welke is/zijn juist?

A Door de landbouw konden meer mensen worden gevoed.
B Dorpen groeiden uit tot steden doordat de landbouw op de vruchtbare rivieroevers minder opleverde.

A
Alleen stelling A
B
Alleen stelling B
C
Stelling A en B
D
Geen van beide

Slide 13 - Quiz

Aan het eind van tijdvak 3 ontstond het feodaal stelsel. Waarom zorgde het feodaal stelsel voor een machtsafname van de koning(en)?
A
Er werd te veel belasting geheven.
B
De koning moest veel oorlogen voeren.
C
De koning verloor controle over de leenmannen.
D
De Vikingen verwoestten vele leengebieden.

Slide 14 - Quiz

Welke rol speelden kloosters in de ontwikkeling van de cultuur en wetenschap van West-Europa?
A
Kloosters waren vaak bierbrouwerijen.
B
In kloosters waren scholen, er werden boeken overgeschreven.
C
In kloosters vonden veel mensen toevlucht.
D
Kloosters waren heilige plaatsen waar mensen de mis konden bijwonen.

Slide 15 - Quiz

In de 16e eeuw begon de Nederlandse Opstand. Hierdoor ontstond na een lange strijd een nieuwe staat. Welke omschrijving van die nieuwe staat is de juiste?
A
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de gehele Nederlanden.
B
Een monarchie onder het Huis van Oranje in de Noordelijke Nederlanden.
C
Een republiek in de gehele Nederlanden.
D
Een republiek in de Noordelijke Nederlanden.

Slide 16 - Quiz

Maak het volgende Kenmerkend Aspect af: De ontwikkeling van ... en ... in de Griekse stadstaat
A
bouwkunst en politiek
B
wetenschap en politiek
C
cultuur en democratie
D
wetenschap en cultuur

Slide 17 - Quiz

Welke stelling over de Atheense democratie is juist?
1 De democratie in Athene was direct, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos.
II De democratie in Athene was direct, omdat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
A
Stelling I
B
Stelling II
C
Beide stellingen
D
Geen van beide

Slide 18 - Quiz

De afbeelding heeft betrekking op een KA van tijdvak 4. Welk KA is dit?
A
Het begin van staatsvorming en centralisatie
B
Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht
C
Toenemende zelfstandigheid van steden
D
Expansie van de christelijke wereld

Slide 19 - Quiz

Waaraan dankt de 'landbouwrevolutie' haar naam?
A
Het heeft een grote impact op de levens van mensen.
B
Het ging ongelofelijk snel.
C
Het heeft betrekking op eten.
D
Er zijn veel mensen bij betrokken.

Slide 20 - Quiz

Welke historische persoon zien we hier?
A
Christoffel Columbus
B
Karel V
C
Karel de Grote
D
Keizer Constantijn

Slide 21 - Quiz

Vooruitblik op komend jaar: The Declaration of Independence is de start van de Verenigde Staten van Amerika. Welke persoon was betrokken bij het schrijven ervan?
A
Donald Trump
B
Montesquieu
C
Adam Smith
D
Thomas Jefferson

Slide 22 - Quiz