Geschiedenisquiz 4ath/gym

Geschiedenisquiz
Welkom in de bovenbouw geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van de onderbouw??
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Geschiedenisquiz
Welkom in de bovenbouw geschiedenis!

Maar... wat weet je nog van de onderbouw??

Slide 1 - Slide

Klas aanmaken in LessonUp
Ga op je laptop naar SOM/LessonUp
Vul de volgende code in: vfuda
Vul je echte voor- en achternaam in
(registeren alleen met je schoolmail!)
Denk na over je antwoorden!
Houd de antwoorden voor jezelf (roepen/voorzeggen = stoppen met quiz!)

Slide 2 - Slide

We beginnen makkelijk... hoeveel tijdvakken zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 3 - Quiz

Hoeveel periodes zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 4 - Quiz

Welk tijdvak zien we hier?
A
De tijd van steden en staten
B
De tijd van ontdekkers en hervormers
C
De tijd van monniken en ridders
D
De tijd van pruiken en revoluties

Slide 5 - Quiz

Bij welke gebeurtenis spreken we (officieel) over de start van WO2?
A
Duitsland neemt Oostenrijk in.
B
Frankrijk en Groot-Brittannië gaan samenwerken.
C
Duitsland en de Sovjet-Unie sluiten een deal.
D
Duitsland neemt Polen in.

Slide 6 - Quiz

In het oude Egypte kreeg de koning een speciale titel van farao. Waarom?
A
Dit is alleen een Egyptische term.
B
Dit laat zien dat hij hoger is dan de rest.
C
Dit benadrukt zijn 'goddelijke' status.
D
Dit had geen enkele functie.

Slide 7 - Quiz

In welk jaar ontdekt Columbus Amerika?
A
1502
B
1568
C
1648
D
1492

Slide 8 - Quiz

Wat houdt het Twaalfjarig Bestand in tijdens de 80-jarige oorlog?
A
Er is 12 jaar lang crisis.
B
Er is 12 jaar lang politieke onrust.
C
Er is 12 jaar een wapenstilstand.
D
Er is 12 jaar vrede.

Slide 9 - Quiz

Wat houdt de Renaissance in?
A
Een periode van het nieuwe wetenschap.
B
Een herinteresse voor de prehistorie.
C
Een herinteresse voor de klassieke oudheid.
D
Een periode van vele oorlogen.

Slide 10 - Quiz

Lodewijk XVI introduceert in Frankrijk het absolutisme.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De aanleiding van WO1 is ...
A
de bondgenootschappen
B
het militarisme
C
de moordaanslag op Frans-Ferdinand
D
het nationalisme

Slide 12 - Quiz

De Franse Revolutie kent drie motto's, welke zijn dit?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, aristocratie
C
Vrijheid, democratie, gelijkheid
D
De juiste staat er niet tussen.

Slide 13 - Quiz

Luther en Calvijn wilden beiden de christelijke kerk veranderen (hervormen). Waar stoorden ze zich het meest aan?
A
Rijkdom van de kerk.
B
Geestelijken hielden zich niet aan de regels (niet trouwen etc.)
C
Fouten in de Bijbel.
D
Aflaathandel.

Slide 14 - Quiz

Stelling: Het Interbellum is de periode tussen de twee wereldoorlogen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Welke gebeurtenis zien we hier?
A
Bevrijding van de concentratiekampen.
B
Duitse aanval op Polen
C
Landing in Normandië (D-Day)
D
Pearl Harbor

Slide 16 - Quiz

Geef de juiste jaartallen van het volgende tijdvak:
A
1500-1600
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1800-1900

Slide 17 - Quiz

Het tijdvak dat je zojuist gezien hebt draagt de volgende naam:
A
Tijd van regenten en vorsten
B
Tijd van pruiken en revoluties
C
Tijd van steden en staten
D
Tijd van monniken en ridders

Slide 18 - Quiz

Adolf Hitler kwam in Duitsland op een legale manier aan de macht. Hoe heet zijn politieke partij?
A
NSB
B
SDAP
C
SS
D
NSDAP

Slide 19 - Quiz

Tijdens WO1 had Rusland een ander probleem: de Russische Revolutie. Wie had de macht in Rusland vóór de revolutie?
A
De bureaucratie en de tsaar.
B
De bureaucratie en de boeren.
C
De tsaar en de boeren.
D
De bureaucratie en de adel.

Slide 20 - Quiz

In het door nazi-Duitsland bezette Europa kwamen onder de bevolking drie houdingen voor tegenover de nazi's. Welke drie houdingen zijn dit?
A
Opstand, verzet, collaboratie
B
Aanpassing, collaboratie, verzet
C
Aanpassing, opstand, verzet
D
Collaboratie, revolutie en opstand

Slide 21 - Quiz

Twee stellingen. Welke stelling is juist?
I. Het isoleren van de joden was ‘nodig’ om hen later te kunnen vernietigen.
II. In Westerbork werden joden opgesloten in afwachting van hun reis naar een concentratie- of vernietigingskamp.
A
Alleen uitspraak I
B
Alleen uitspraak II
C
Uitspraak I en II
D
Geen van beide

Slide 22 - Quiz