vrije tijd en niet/geen, quizlet oefenen MYP essentials lijst

    Ik ga op reis en ik neem mee...
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

    Ik ga op reis en ik neem mee...

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
herhalen vrije tijd/repeat free time
dialoog vrije tijd
negatie
quizlet

Slide 2 - Slide

Inquiry questions
- you know what vrije tijd (leisure time) is 
-You know how to say what you do in your vrije tijd
-you know how to use negation in Dutch
-you can make a sentence negative


Slide 3 - Slide

vrije tijd

Slide 4 - Slide

Wat doe jij in je vrije tijd?
Ik doe aan ...
Ik speel .... 
Ik zit op .......


Slide 5 - Slide

Dialoog spreken
taalriedel naar het zwembad (blz 11)
9, 11 en 12

Slide 6 - Slide

Negation: niet en geen
Ik zwem niet. I don't swim.
Ik fiets niet. I don't cycle.
Ik kan niet zwemmen. I can't swim.
Ik kan niet fietsen. I can't cycle. 

Ik heb geen zwemdiploma. I don't have a swimming diploma.
Ik heb geen fiets. I don't have a bike. 

Slide 7 - Slide

Wanneer niet?
  • Niet staat vaak achter in de zin. Niet comes last in the sentence:
Ik weet het antwoord niet. I don't know the answer.
  • We gebruiken niet voor een voorzetsel. Niet voor een preposition:
    Ik kom niet op de fiets. I don't come on the bike.


Slide 8 - Slide

Wanneer geen?
1 Geen is in front of a noun. Geen = niet een (not one)
Ik heb geen fiets. 
Hij heeft geen nieuwe fiets.
2 Geen goes in front of the adjective if there is one. The adjective is in front of noun.
Is het een goed boek?
Nee, het is geen goed boek. 

Slide 9 - Slide

Broccoli lust ik ...........
A
een
B
geen
C
niet

Slide 11 - Quiz

Ik lust ........... broccoli.
A
een
B
geen
C
niet

Slide 12 - Quiz

Ik kom ......... naar school.
A
niet
B
geen
C
een

Slide 13 - Quiz

Ahmed is ook ......... op school.
A
wel
B
geen
C
een
D
niet

Slide 14 - Quiz

Willen jullie .... zo hard praten in de gang? Please don't talk loud in the hall.
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quiz

Write this sentence in a negation:
Nederlands is makkelijk (easy).

Slide 16 - Open question

Write this sentence in a negation:
Ik werk.

Slide 17 - Open question

Write this sentence in a negation:
Ik heb een mooie fiets.

Slide 18 - Open question

5 minuten pauze

Hoe laat beginnen we?

Slide 19 - Slide

Video niet en geen
If you don't understand niet/geen please watch the video with subs or headphones

https://youtu.be/ZYb7KBNFOoc

Slide 20 - Slide

Slide 23 - Link