Cap 1 - Pronombres personales CD + CI

Programa de hoy

1. pronombres personales OD + OI
2. destreza lectora
3. gramática D: el imperativo
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Programa de hoy

1. pronombres personales OD + OI
2. destreza lectora
3. gramática D: el imperativo

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Eerst meewerkend voorwerp, dan lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

le lo/la/los/las -> se lo/la
les lo -> se lo/las/los/las

Slide 6 - Slide

Wat als je 2 persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin hebt?

1.Het meew. voorwerp staat altijd vóór het lijd. voorwerp.
Mi padre colecciona sellos, por eso se los he comprado.


2. In de 3e persoon verandert het meewerk. voorwerp le/les in se.

¿ Qué haces con la maleta? Se la doy a Amelia.

3. In het algemeen staan beide voornaamwoorden vóór het vervoegde werkwoord.

Y el espejo, ¿quién te lo ha dado?

Slide 7 - Slide

2 persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin - vervolg

4. Bij constructies met infinitief of gerundio kunnen ze ook achter aan de constructie vast komen.

¡Qué vestido tan bonito! ¿ Me lo puedo probar?/ ¿ Puedo probármelo?

5. Bij de imperativo worden ze aan de vorm vast geschreven.

Si te gustan los zapatos,
 ¡Cómpratelos!

6. In ontkennende zinnen staat NO vóór de voornaamwoorden.
¿Por qué no te los compras?

Slide 8 - Slide

Destreza lectora
Texto 2 Diesel p19

hacer: ejercicios 15-18

Slide 9 - Slide

¿Para qué sirve este tiempo verbal?
1. María, cuéntanos sobre tu trabajo...
2. Explícame Paloma, qué es lo que más te gusta?
3. Paloma, dime, ¿qué te parece mi estilo?

Slide 10 - Slide

Gramática D. El imperativo
Powerpoint

Slide 11 - Slide