220927 1d Herhaling PV en zinsdelen

1D: Herhalen pv en zinsdelen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1D: Herhalen pv en zinsdelen

Slide 1 - Slide

WAT GAAN WE DOEN?
  • Boek lezen
  • Herhalen pv en zinsdelen
  • Opnieuw maken opdracht 4 en 5 p. 205

Slide 2 - Slide

LESDOEL
Aan het einde van de les kun je:
  • de persoonsvorm en de zinsdelen in een zin vinden
  • zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen

Slide 3 - Slide

LEZEN IN JE LEESBOEK
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Een persoonsvorm is een werkwoord in een zin. Dit werkwoord geeft aan in welke tijd of welk getal een zin staat.

De persoonsvorm kun je vinden door de zin te veranderen van getal of van tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Zoek de persoonsvorm door de zin te veranderen van
  • tijd
  • getal

Vraag maken kan ook, maar.... soms zitten er in een zin twee pv's. Dus gebruik vanaf nu tijd en getal.

Slide 6 - Slide

Zinsdelen
Zinsdelen -> de bouwstenen van een zin
Zinsdeel: één woord of een groepje woorden

Verplaatsingsproef:
  • Wat je maximaal voor de PV kunt zetten -> zinsdeel    Maximaal (met zoveel mogelijk woorden tegelijk)








Slide 7 - Slide

Zinsdelen
  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 

  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 
  • Vandaag heeft de kok een lekker toetje gemaakt.
  • Een lekker toetje heeft de kok vandaag gemaakt. 

  • De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt

Slide 8 - Slide

Pieter eet vandaag in het atrium.
  • Pieter                              (Pieter eet vandaag in het atrium.)
  • eet                                   ( Eet Pieter vandaag in het atrium?)
  • vandaag                        (Vandaag eet Pieter in het atrium.)
  • in het atrium               (In het atrium eet Pieter vandaag.)

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm hoort bij het onderwerp:
  • ow enkelvoud - pv enkelvoud (de man loopt)
  • ow meervoud - pv meervoud ( de mannen lopen)

pv kan veranderen van tijd
  • de man loopt vandaag
  • de man liep gisteren

Slide 10 - Slide

OPDRACHT - LET OP!
1. Zorg dat je klaar zit.
2. Zorg dat je een pen, potlood, markeerstift bij de hand hebt.
3. Vul je naam in op het blad.
4. Lever het blad aan het einde van de les in!

Slide 11 - Slide

PERSOONSVORM (pv)
Deze opdracht maak je alleen! 
In deze zinnen zit 1 persoonsvorm!

1. Lees de zinnen van opdracht 4.1 goed.
2. Onderstreep of markeer de persoonsvorm.
timer
2:30

Slide 12 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Wissel je blad met je buurtje.
2. Kijk het blad van je buurtje na.

Slide 13 - Slide

OPDRACHT 4.1
a Vanwege het slechte weer moesten we de jaarlijkse buurtbarbecue afgelasten.


Slide 14 - Slide

OPDRACHT 4.1
b Na het zwemmen van vijftig baantjes klom Vayèn uit het water.

Slide 15 - Slide

OPDRACHT 4.1
c Alle vrienden kochten een klein cadeautje voor de verjaardag van Esmee.

Slide 16 - Slide

OPDRACHT 4.1
d Een overtreding moet je niet verwarren met een misdrijf.

Slide 17 - Slide

OPDRACHT 4.1

e Is de werkloosheid vorige maand licht gedaald?

Slide 18 - Slide

OPDRACHT 4.1

f Sam heeft met dierenposters haar kamer versierd.

Slide 19 - Slide

OPDRACHT 4.1
g De helft van de Nederlandse bevolking sport te weinig.


Slide 20 - Slide

OPDRACHT 4.1
h Wanneer ga je je zus helpen met de verhuizing?

Slide 21 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Geef het blad weer terug aan de eigenaar.

Slide 22 - Slide

Zinsdelen
  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 

  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 
  • Vandaag heeft de kok een lekker toetje gemaakt.
  • Een lekker toetje heeft de kok vandaag gemaakt. 

  • De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt

Slide 23 - Slide

Pieter eet vandaag in het atrium.
  • Pieter                              (Pieter eet vandaag in het atrium.)
  • eet                                   ( Eet Pieter vandaag in het atrium?)
  • vandaag                        (Vandaag eet Pieter in het atrium.)
  • in het atrium               (In het atrium eet Pieter vandaag.)

Slide 24 - Slide

ZINSDELEN
Deze opdracht maak je alleen! 

1. Lees de zinnen van opdracht 4.2 goed.
2. Onderstreep of markeer de persoonsvorm.
3. Zet een streep voor en na de persoonsvorm.
4. Zet nu strepen tussen de andere zinsdelen.
5. Tip: welk groepje woorden kun je voor de pv zetten?
timer
4:00

Slide 25 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Wissel je blad met je buurtje.
2. Kijk het blad van je buurtje na.

Slide 26 - Slide

OPDRACHT 4.2
a Vanwege het slechte weer  / moesten / we / de jaarlijkse buurtbarbecue /  afgelasten.


Slide 27 - Slide

OPDRACHT 4.2
b Na het zwemmen van vijftig baantjes / klom / Vayèn / uit het water.

Slide 28 - Slide

OPDRACHT 4.2
c Alle vrienden /  kochten  / een klein cadeautje / voor de verjaardag van Esmee.

Slide 29 - Slide

OPDRACHT 4.2
d Een overtreding /  moet  / je / niet / verwarren met een misdrijf.

Slide 30 - Slide

OPDRACHT 4.2
e Is  / de werkloosheid / vorige maand / licht /  gedaald?

Slide 31 - Slide

OPDRACHT 4.2
f Sam /  heeft  / met dierenposters / haar kamer /  versierd.

Slide 32 - Slide

OPDRACHT 4.2
g De helft van de Nederlandse bevolking /  sport / te weinig.


Slide 33 - Slide

OPDRACHT 4.2
h Wanneer /  ga  / je / je zus /  helpen / met de verhuizing?

Slide 34 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Geef het blad weer terug aan de eigenaar.

Slide 35 - Slide

ZINSDELEN: waar of niet?
Deze opdracht maak je alleen! 
1. Lees de zinnen van opdracht 5 goed.
2. Onderstreep of markeer de persoonsvorm.
3. Zet een streep voor en na de persoonsvorm.
4. Zet nu strepen tussen de andere zinsdelen.
5. Tip: welk groepje woorden kun je voor de pv zetten?
6. En is de bewering nu waar of niet waar?
timer
3:00

Slide 36 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Wissel je blad met je buurtje.
2. Kijk het blad van je buurtje na.

Slide 37 - Slide

OPDRACHT 5
1 Je /  ziet  / onze burgemeester / dikwijls / in de stad. 

waar


Slide 38 - Slide

OPDRACHT 5
2 Sinds vandaag /  verkopen / ze /  brownie-ijs /  bij de Italiaanse ijssalon. 

waar


Slide 39 - Slide

OPDRACHT 5
3 De loofbomen in het stadspark  / worden / jaarlijks / flink gesnoeid. 

niet waar


Slide 40 - Slide

OPDRACHT 5
4 In de hal van het restaurant / hangen /  tientallen tegeltjes met spreuken. 

waar


Slide 41 - Slide

OPDRACHT 5
5 Indra / plaatste / op Instagram / foto’s van haar kleurrijke sneakers. 

waar

Slide 42 - Slide

OPDRACHT 5
6 Zal / de inbreker / worden / betrapt / door een oplettende buurtbewoner

niet waar

Slide 43 - Slide

SAMEN NAKIJKEN!
1. Geef het blad weer terug aan de eigenaar.
2. Geef het blad door naar voren. 


Slide 44 - Slide

AAN DE SLAG
Lezen: theorie p. 18
Maken: p.18 opdracht 1 en p. 19 opdracht 2

Slide 45 - Slide

EVEN HERHALEN
Lesdoel: Aan het einde van de les kun je:
  • de persoonsvorm en de zinsdelen in een zin vinden
  • zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen 



Slide 46 - Slide

HUISWERK
Lezen:  theorie p. 18
Maken: p.18 opdracht 1 en p. 19 opdracht 2


Woordenschrift elke donderdag!





Slide 47 - Slide