This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
1E: Grammatica - pv, zd en ww
Slide 1 - Slide
WAT GAAN WE DOEN?
Grammatica p.204, 205 en 214
Maken opdracht 1-4
Slide 2 - Slide
LESDOEL
Aan het einde van de les kun je:
de persoonsvorm en de zinsdelen in een zin vinden
zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen
Slide 3 - Slide
VOLGORDE LES VANDAAG
Lestijd 1e uur: 8:20 - 8.40
Welkom en Lezen in leesboek
Grammatica uitleg
Maken opdrachten (deels in quiz)
Afsluiting les + Plenda
Slide 4 - Slide
LEZEN IN JE LEESBOEK
Slide 5 - Slide
Persoonsvorm (PV)
Een persoonsvorm is een werkwoord in een zin. Dit werkwoord geeft aan in welke tijd of welk getal een zin staat.
De persoonsvorm kun je vinden door de zin te veranderen van getal of van tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Slide 6 - Slide
Persoonsvorm (PV)
Zoek de persoonsvorm door de zin te veranderen van
tijd
getal
Vraag maken kan ook, maar.... soms zitten er in een zin twee pv's. Dus gebruik vanaf nu tijd en getal.
Slide 7 - Slide
Persoonsvorm (PV)
Bekijk de volgende zinnen en zoek de persoonsvorm door de zin te veranderen van tijd of van getal.
1. Ik ga fietsen naar school.
Ik ging fietsen naar school.
2. De kinderen lopen weg van huis.
Het kind loopt weg van huis.
Pv: ga
Pv: lopen
Slide 8 - Slide
Zet de zin in een andere tijd: Wouter kreeg een bericht van Job.
Slide 9 - Open question
Verander de zin van getal: Morgen moet je hem helpen.
Slide 10 - Open question
Wat voor soort woord is een persoonsvorm?
A
Lidwoord
B
Werkwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Hulpwerkwoord
Slide 11 - Quiz
Welke twee dingen kan je aan een zin veranderen om de pv te vinden?
Slide 12 - Open question
Zinsdelen
Zinsdelen -> de bouwstenen van een zin
Zinsdeel: één woord of een groepje woorden
Verplaatsingsproef:
Wat je maximaal voor de PV kunt zetten -> zinsdeel Maximaal (met zoveel mogelijk woorden tegelijk)
Slide 13 - Slide
Zinsdelen
De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt.
De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt.
Vandaagheeft de kok een lekker toetje gemaakt.
Een lekker toetje heeft de kok vandaag gemaakt.
De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt.
Slide 14 - Slide
Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin: "Pieter eet vandaag in het atrium."
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 15 - Quiz
Pieter eet vandaag in het atrium.
Pieter (Pieter eet vandaag in het atrium.)
eet ( Eet Pieter vandaag in het atrium?)
vandaag (Vandaag eet Pieter in het atrium.)
in het atrium (In het atrium eet Pieter vandaag.)
Slide 16 - Slide
Zelfstandig werkwoord
Geeft aan wat het onderwerp 'doet'.
Er zit altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.
Is het belangrijkste werkwoord van een zin.
Je kunt het niet weglaten in de zin.
Eén werkwoord in de zin? Dan is dat altijd het zww.
Ik loop naar school.
Ik ben naar school gelopen.
Slide 17 - Slide
Hulpwerkwoord
Helpt het zelfstandig werkwoord in de zin.
Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin zitten.
Meer dan één werkwoord in de zin? Dan is de pv hulpwerkwoord.
Je kunt hulpwerkwoorden uit de zin weglaten (en dan kun je de zin nog begrijpen).
Slide 18 - Slide
Noteer de werkwoorden uit de zin: De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.
Slide 19 - Open question
Wat is het belangrijkste ww? 'De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.'
A
zou
B
hebben
C
geverfd
D
de schilder
Slide 20 - Quiz
De schilder zouhet raam donkergroen hebben geverfd.
De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd. De schilder heeft het raam donkergroen geverfd. De schilder heeft het raam donkergroen geverfd. De schilder verft het raam donkergroen.
Slide 21 - Slide
Wat is het zelfstandig werkwoord? Ik heb mijn spreekbeurt goed kunnen voorbereiden.
Slide 22 - Open question
Wat zijn de hulpwerkwoorden? Ik heb mijn spreekbeurt goed kunnen voorbereiden.
Slide 23 - Open question
Persoonsvorm
Wat is in de volgende zinnen de persoonsvorm?
Opdracht 4 p.205
Slide 24 - Slide
4.1 Vanwege het slechte weer moesten we de jaarlijkse buurtbarbecue afgelasten.
Slide 25 - Open question
4.1 Na het zwemmen van vijftig baantjes klom Vayen uit het zwembad.
Slide 26 - Open question
4.1 Alle vrienden kochten een klein cadeautje voor de verjaardag van Esmee.
Slide 27 - Open question
Zinsdelen
Wat is zijn in de volgende zinnen de zinsdelen?
Opdracht 4 p.205
Slide 28 - Slide
4.2 Vanwege het slechte weer moesten we de jaarlijkse buurtbarbecue afgelasten.
Slide 29 - Open question
4.2 Na het zwemmen van vijftig baantjes klom Vayen uit het zwembad.
Slide 30 - Open question
4.2 Alle vrienden kochten een klein cadeautje voor de verjaardag van Esmee.
Slide 31 - Open question
AAN DE SLAG
Maken: p.205 opdracht 4 en 5
of bezig met de folder.
Dit doe je voor jezelf en dus stil.
Slide 32 - Slide
EVEN HERHALEN
Lesdoel: Aan het einde van de les kun je:
de persoonsvorm en de zinsdelen in een zin vinden
zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen