Les 7: Fasen en faseovergangen

• Scheikunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

H1 Stoffen en mengsels

P5 Oplossingen en suspensies

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

1.2 Fasen en faseovergangen

Het deeltjesmodel

Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die eigenschappen te verklaren, kun je gebruik maken van het deeltjesmodel.

• Elke stof is opgebouwd uit kleine deeltjes: moleculen.
• Elke stof bestaat uit zijn eigen moleculen. Water bestaat uit watermoleculen en ammoniak bestaat ammoniakmoleculen.
• Moleculen bewegen voortdurend.
• Als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen sneller (heftiger) bewegen.
• Moleculen trekken elkaar aan.

1.2 Fasen en faseovergangen

Fasen en toestandsaanduiding

• vast (s): moleculen op vaste plek, trillen heen en weer, vaste vorm, moleculen trekken elkaar stevig aan.
• vloeibaar (l): moleculen dicht op elkaar, makkelijk langs elkaar heen bewegen, geen vaste plek, aantrekkingskracht is minder groot geworden.
• gas (g): geen vaste plek, bewegen vrij langs elkaar heen, grote afstand van elkaar af, bijna geen antrekkingskracht

1.2 Fasen en faseovergangen

Faseovergangen

Bij faseveranderingen gaan moleculen anders bewegen waardoor de fase van een stof veranderd. De moleculen veranderen niet.  Een faseovergang is GEEN scheikundige reactie.

• De faseovergang stollen noemen we bij water bevriezen.
• De faseovergang sublimeren noemen we ook vervluchtigen, bijvoorbeeld motballen of wc-blokje.

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

bespreken 1.2 opdr 8 t/m 13

1.2 Fasen en faseovergangen

1.3 Zuivere stoffen of mengsels

Voorbereiden P5 Oplossing en suspensie

• Titel: Oplossingen en suspensie 
• Doel: Je lost een vaste stof op in water.
• Hypothese: Schrijf hierop welke stof(fen) in water oplossen en welke stof(fen) niet.
• Werkwijze: Doe een spatelpuntje keukenzout in een droge reageerbuis, voeg 2 mL demiwater toe. Schrijf je waarnemingen en geef aan of het een oplossing (helder) of een suspensie (troebel) is. Herhaal dit voor kopersulfaat en krijt.

1.3 Zuivere stoffen of mengsels

Voorbereiden P5 Oplossing en suspensie

• Titel: Oplossingen en suspensie 
• Doel: Je lost een vaste stof op in water.
• Hypothese: Schrijf hierop welke stof(fen) in water oplossen en welke stof(fen) niet.
• Werkwijze: Doe een spatelpuntje keukenzout in een droge reageerbuis, voeg 2 mL demiwater toe. Schrijf je waarnemingen en geef aan of het een oplossing (helder) of een suspensie (troebel) is. Herhaal dit voor kopersulfaat en krijt.

1.3 Zuivere stoffen of mengsels

Voorbereiden P5 Oplossing en suspensie

• Conclusie: 

• Discussie: 

	helder of troebel	kleur	opgelost
keukenzout
kopersulfaat
krijt

1.3 Zuivere stoffen of mengsels

Voorbereiden P5 Oplossing en suspensie

• Conclusie: 

• Discussie: Als de keukenzout en kopersulfaat niet goed opgelost zijn, dan is er te weinig water gebruikt.

	helder of troebel	kleur	opgelost
keukenzout	helder	kleurloos	ja
kopersulfaat	helder	blauw	ja
krijt	troebel	wit	nee

AAN DE SLAG en HUISWERK

• Lezen 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
• maken 1.3 opdr 1 t/m 3
• Leren 1.1 Stofeigenschappen
  
• Leren 1.2 Fasen en faseovergangen

1.3 Zuivere stoffen en mengsels