7 oktober

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 9E
  • Vertalen  9E
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 9E
  • Vertalen  9E

Slide 1 - Slide

Vragen grammatica?

Slide 2 - Open question

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • Ap. Wat/Waarom lach je, Hermes?
  • He. Omdat ik erg lachwekkende dingen zag.
  • Ap. Zeg het dan, opdat ik ook zelf als ik het gehoord heb, kan meelachen.
  • He. Aphrodite is betrapt terwijl ze samen was met Ares 
  • en Hephaistos heeft hen gegrepen (ptc. aor.) en vastgebonden.
  • Ap. Hoe? Want je lijkt iets leuks te zullen zeggen.

Slide 4 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • He. Omdat hij dat al lang, meen ik, wist, maakte hij jacht op hen 
  • en door rondom het bed onzichtbare boeien te plaatsen bewerkte hij het, 
  • nadat hij weggegaan was naar z’n smidse. 
  • Vervolgens kwam Ares binnen onopgemerkt, zoals hij dacht, 
  • maar Helios zag hem en zei het tegen Hephaistos.

Slide 5 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • En nadat ze op het bed waren geklommen 
  • en ‘aan het werk’ waren 
  • en binnen de netten terecht waren gekomen, 
  • wikkelden de boeien zich om hen heen 
  • en Hephaistos ging erbij staan. 


Slide 6 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • Zij nu – want ook was ze juist naakt – wist niet hoe ze zich moest omhullen, 
  • terwijl ze zich schaamde/uit schaamte; 
  • maar Ares probeerde eerst te vluchten (er tussen uit te knijpen) 
  • en hij hoopte de boeien te zullen verbreken, 
  • maar toen hij vervolgens begreep dat hij zelf in een onontkoombare toestand zat, 
  • smeekte hij.


Slide 7 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • Ap. Welnu, wat (toen)? Heeft Hephaistos ze bevrijd?
  • He. Nog niet, maar hij riep (ptc. aor.) de goden bijeen/samen en hij toonde hun het overspel. 
  • En zij, naakt allebei, (met) gebogen (hoofd) en bij elkaar gebonden bloosden, 
  • en het schouwspel scheen mij erg leuk/aangenaam bijna het plaatsvinden van de daad zelf/haast alsof de daad zelf plaatsvond.

Slide 8 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • Ap. En die smid schaamde zich niet terwijl hij zelfs zelf de schande van zijn huwelijk toonde?
  • He. Nee, bij Zeus, hij die er ook nog bij stond te lachen! (lett. hij lachte ook erbij staande).

  • Ik echter, als ik de waarheid moet zeggen, was jaloers op Ares 
  • omdat hij niet alleen overspel pleegde met de mooiste godin, 
  • maar ook nog met haar vastgebonden was.

Slide 9 - Slide

9E Ares en Aphrodite betrapt
  • Ap. Jij zou het uitgehouden hebben vast te zitten op die voorwaarde, is het niet?
  • He. Zou jij dat dan niet, Apollo? 
  • Kijk slechts door er naar toe te gaan.
  • Want ik zal je prijzen, 
  • als jij niet ook zelf gelijke dingen/hetzelfde zult smeken 
  • wanneer je het gezien hebt.

Slide 10 - Slide

A Werkwoord 1
  • r. 4 κατείληπται
  • r. 12 ἐγεγένηντο
  • r. 22 νενευκότες
  • r. 22 ξυνδεδεμένοι
  • r. 29 δεδεμένῳ
  • r. 31 δεδέσθαι

Slide 11 - Slide

A Werkwoord 2
  • 3 ev praes. act.

Slide 12 - Slide

A Werkwoord 3
  • 3 c ptc. aor. act. nom. ev mnl.
  • d 1 zij sturen 
  • 2 hij begrijpt, hij begreep 
  • 3 jullie sturen/stuurden
  • 4 sturen 
  • 5 gaan

Slide 13 - Slide

A Werkwoord 3
  • 6 ik begreep (aor.)
  • 7 zij sturen (opt. aor.)
  • 8 begrijp (aor.) 
  • 9 hij stuurt (coni. aor.) 
  • 10 zij stuurden (aor.)

Slide 14 - Slide

A Werkwoord 3
  • 11 jij snelt (coni. aor. med.)
  • 12 wij waren
  • 13 hij begreep
  • 14 wij snelden (aor.)
  • 15 ik ben (opt. praes.)

Slide 15 - Slide

Oefening 1
  • 1εἷναι is inf. aor., de andere vormen zijn inf. praes.
  • 2 οἶδε is 3 ev perf. (met praes. betekenis), de ander vormen zijn aor.
  • 3 ἵασι is 3 mv, de andere vormen zijn 3 ev
  • 4 ἵω is coni. praes., de andere vormen zijn coni. aor.

Slide 16 - Slide

Oefening 2
  • Een leeuw kwam (ptc. aor.) toevallig een haas tegen die lag te slapen en zou hem opeten;
  • maar ondertussen zag (ptc. aor.) hij een hert voorbijgaan en hij liet (ptc. aor.) de haas gaan en achtervolgde dat (hert). 
  • En hij (de haas) stond op (ptc. aor.) en vluchtte. 
  • En de leeuw achtervolgde (ptc. aor.) lange tijd het hert, en toen hij het niet kon grijpen ging hij terug naar de haas.

Slide 17 - Slide

Oefening 2
  • En toen hij hem ontsnapt vond, zei hij: 
  • ‘Ik heb rechtvaardige dingen ondergaan (ik heb terecht geleden), 
  • omdat ik de buit die ik in handen had, liet gaan (ptc. aor.) en de voorkeur gaf aan een grotere hoop.’
  • Zo laten sommige van de mensen wanneer ze geen genoegen nemen met bescheiden winst (mv) ongemerkt ook wat ze in handen hebben schieten/gaan.

Slide 18 - Slide

Oefening 3
  • Een Kymaiër verkocht honing. 
  • En toen er iemand gekomen was en geproefd had en gezegd
  • had dat hij erg goed was, zei hij: 
  • ‘Als er immers niet een muis in gevallen was, zou ik hem
  • niet verkopen.’

Slide 19 - Slide

Oefening 3
  • Een geleerde/student zag (ptc. aor.) in een droom dat hij in een spijker getrapt had 
  • en omdat hij meende dat hij pijn had, verbond hij z’n voet. 
  • En toen een ander de reden had vernomen, zei hij: 
  • ‘Waarom ga je dan ook zonder schoenen slapen?’

Slide 20 - Slide

Oefening 3
  • Een Kymaiër in Alexandrië heeft na het overlijden van zijn vader/toen zijn vader overleden was het lichaam aan de mensen die lijken balsemen gegeven. 
  • En na een tijd probeerde hij het terug te krijgen. 
  • Maar toen hij (één van de lijkbalsemers) ook andere lijken had en hij hem vroeg, welk teken de kist van z’n vader had, antwoordde hij: 
  • ‘Hij hoestte.’

Slide 21 - Slide

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 22 - Slide

Aan het werk.
  • Herhaal de woordjes van Serie 1 t/m 6
  • Leer de woordjes van Serie 9
  • Kleur 9E, t/m 26
  • Vertaal 9E, t/m 19.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 23 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 24 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 25 - Open question