M3, 5.7 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

5.7 grammatica

Aanwijzend, vragend en wederkerend voornaamwoord.

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?

1. Zie
2. je
3. die
4. daar

Wanneer wilde jij welk vak doen?
Wat is het vragend voornaamwoord?

1. Wanneer
2. wilde
3. welk
4. doen

Deze meiden willen graag een mode-opleiding volgen.

1. deze
2. meiden
3. willen
4. een

Hij schaamt zich enorm.
Wat is het wederkerend voornaamwoord?

1. Hij
2. schaamt
3. zich
4. enorm

Wat zijn de vier belangrijkste aanwijzend voornaamwoorden?

Wat zijn de 4 vragend voornaamwoorden?

Er zijn ook bijwoorden die je kunt gebruiken om een vraagzin te maken. Welke?

Hij past zich makkelijk aan aan de omstandigheden. (WKW)

Deze rokjes zijn veel leuker dan die daar! (AWV)

Wat voor een type broek vind jij mooi? (VRV)

Weektaak

Paragraaf 5.7, opdracht 1 t/m 10