This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
5.7 Grammatica
Log alvast in!
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het eind van de les
- kun je het aanwijzend voornaamwoord (av) benoemen - kun je het wederkerend voornaamwoord (wkv) benoemen
- kun je het vragend voornaamwoord (vrv) benoemen
Slide 2 - Slide
Een zelfstandig naamwoord herken je aan:
A
je kunt er een lidwoord voor zetten
B
een verkleinwoord van maken
C
voegt zinsdelen samen
D
geeft hoeveelheid aan
Slide 3 - Quiz
Hij staat op het voetbalveld. Hij =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
voorzetsel
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Quiz
Volgende week heb je stage en dan hoef je niet naar school. Wat is het voegwoord?
A
volgende
B
en
C
dan
D
niet
Slide 5 - Quiz
Hij heeft de hele week gewerkt. Benoem de werkwoorden
A
heeft = kww
gewerkt = zww
B
heeft = zww
gewerkt = hww
C
heeft = zww
gewerkt = kww
D
heeft = hww
gewerkt = zww
Slide 6 - Quiz
Nieuwe woordsoorten
Deze fiets is van mij. Die is van jou.
Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.
Op de plek van deze of die past het lidwoord de.
Dit huis hier is van mij. Dat daar is van jou.
Op de plek van dit en dat past het lidwoord het.
Slide 7 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
DEZE en DIE
wijst naar 'de' woorden
DIT en DAT
wijst naar 'het' woorden
Slide 8 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', komt terug.
Ik was me. Hij verontschuldigt zich. Wij vergissen ons.
Voorbeelden: zich herinneren, zich wassen, zich opmaken, zich aankleden, zich schamen, zich haasten, zich druk maken, zich verontschuldigen, zich uitrekken, zich vergissen.
Slide 9 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
Ik vergis me.
Jij vergist je.
Hij vergist zich.
Wij vergissen ons.
Jullie vergissen je.
Zij vergissen zich.
Slide 10 - Slide
Tip
Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.
me + zich wkv
Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.
Slide 11 - Slide
Start (klassikaal)
Blz. 228 opdracht 3
Zin a en b
Slide 12 - Slide
Maken
5.7: opdracht 3, 4b en 6
Gebruik de LessonUp: herhaling woordsoorten.
Klaar?
- Lezen
- Werk aan je stageverslag of fictieopdracht
Slide 13 - Slide
Deel 2
- Log alvast in!!!
Slide 14 - Slide
Vorige les
- Aanwijzend voornaamwoord
- Wederkerend voornaamwoord
Slide 15 - Slide
Lesdoel
Aan het eind van de les
- kun je het aanwijzend voornaamwoord (av) benoemen - kun je het wederkerend voornaamwoord (wkv) benoemen
- kun je het vragend voornaamwoord (vrv) benoemen
Slide 16 - Slide
In deze jas van die man. Deze en die zijn:
A
lidwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
aanwijzend voornaamwoorden
D
wederkerende voornaamwoorden
Slide 17 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
DEZE en DIE
wijst naar 'de' woorden
DIT en DAT
wijst naar 'het' woorden
Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.
Slide 18 - Slide
We passen ons aan aan onze nieuwe lestijden. We =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
We passen ons aan aan onze nieuwe lestijden. onze =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
We passen ons aan aan onze nieuwe lestijden. ons =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerende voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Wederkerend voornaamwoord
Ik vergis me.
Jij vergist je.
Hij vergist zich.
Wij vergissen ons.
Jullie vergissen je.
Zij vergissen zich.
Hoort bij een wederkerend werkwoord als: zich wassen, zich aankleden, zich haasten, zich verontschuldigen