2E 11/11

2E 11/11
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2E 11/11

Slide 1 - Slide

What are we going to do?
What do we remember?
Herhaling grammatica
Words
Afmaken paragraaf 2.5 en 2.6

Slide 2 - Slide

Goals
Je kunt zinnen in de verleden tijd zetten
Je kunt de woordjes van paragraaf 2.5 vertalen
Je kunt de trappen van vergelijking maken
Je kent 'en 's bezittelijke voornaamwoorden

Slide 3 - Slide

Vertaal: towel

Slide 4 - Open question

Vertaal: spotless

Slide 5 - Open question

Vertaal: stof

Slide 6 - Open question

Vertaal: to iron

Slide 7 - Open question

Vertaal: het bed opmaken

Slide 8 - Open question

Past Simple

Leerdoelen:
Aan het einde van de les kun je:
  • de Past Simple herkennen
  • de Past Simple gebruiken
  • de Past Simple toepassen
Voor de toets

Slide 9 - Slide

Past Simple: regelmatig
I / you / he / she/ it / we / they
+
ww + ed
+
ww eindigend op -e + d

vb: 
I walked, he played, they used, we smiled

Slide 10 - Slide

My dad ... (to cook) yesterday.

Slide 11 - Open question

The girl ... (ask) a question in class yesterday.

Slide 12 - Open question

Maak een vraag:
John made lunch.

Slide 13 - Open question

Maak een vraag:
I was in Paris two weeks ago.

Slide 14 - Open question

Maak een vraag:
They were in Amsterdam last week.

Slide 15 - Open question

Maak ontkennend:
Daniel played in the park

Slide 16 - Open question

Maak een ontkenning:
We went shopping.

Slide 17 - Open question

Trappen van vergelijking
      Na deze lessonup kun je de vergrotende en overtreffende trappen in het Engels toepassen.

Deze lesson-up bevat de uitleg hierover en een aantal oefenvragen.

Slide 18 - Slide

Trappen van vergelijking
In het Engels werkt het bijna hetzelfde.
Woorden die één lettergreep hebben krijgen -er en -est.

small
smaller
smallest



This painting is small.
That painting is smaller.
That painting is the smallest.
klein
kleiner
kleinst

Slide 19 - Slide

Trappen van vergelijking
Wanneer een woord twee of meer lettergrepen heeft zet je er
more of most voor.
Voor de vergrotende trap gebruik je: more
Voor de overtreffende trap gebruik je: the most

Spectacular
more spectacular
the most spectacular



spectaculair
spectaculairder
het spectaculairst

Slide 20 - Slide

Trappen van vergelijking
LET OP 1
Als een woord eindigt op een Y dan verandert de Y in een i.
Daarna krijg je nog -er of -est.


happy
happier
the happiest

Slide 21 - Slide

1/5; This story is ... (interesting) than yours.

Slide 22 - Open question

2/5: My brother is ... (tall) than me.

Slide 23 - Open question

3/5: Bob is ... (good) in English than I am.

Slide 24 - Open question

5/5: A Hummer is ... (big) car on earth.

Slide 25 - Open question

Bezit S Nederlands

iets is van iemand (personen & dieren)

Tims fiets.
De kats snorharen.
Het zijn Piets kleren.
 vaste s in het Nederlands

Slide 26 - Slide

Bezit 's Engels

personen en dieren in enkelvoud & meervoud (niet eindigend op -s)

Tims fiets. - Tim's bike.
De kats snorharen. - The cat's whiskers.
Het zijn Piets kleren.. - They are Pete's clothes.

Slide 27 - Slide

Jill is my ...... friend.

(de vriend van mijn zus)
A
sister's
B
sisters
C
sisters'

Slide 28 - Quiz

This is ...... car.

(Dit is de auto van Hannah)
A
Hannahs
B
Hannahs'
C
Hannah's

Slide 29 - Quiz

The ...... (mv) necks are long.
A
giraffes
B
giraffe's
C
giraffes'

Slide 30 - Quiz

My best ...... (ev) wedding.
A
friends
B
friend's
C
friends'

Slide 31 - Quiz

An ...... (ev) ear is very big.
A
elephants
B
elephant's
C
elephants'

Slide 32 - Quiz

Maken:
Afmaken paragraaf 2.5
Maken paragraaf 2.6
Klaar? Test yourself
Presentatie

Slide 33 - Slide