This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
1. Nulmeting nakijken
2. Rubrics invullen
3. Aan de slag
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Benoem alle woordsoorten in de onderstaande zin:
Mijn vader is vijf jaar voorzitter geweest.
Mijn
vader
is
vijf
jaar
voorzitter
geweest
BZV
ZN
HWW
ZWW
TW
Slide 14 - Drag question
Benoem de woordsoort van het woord tussen haakjes
13. Wij vonden (het) optreden fantastisch.
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
voegwoord
werkwoord
zelfstandig naamwoord
(het)
Slide 15 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en sommige woorden benoem je niet.
znw
bnw
lw
hww
vz
zww
bw
Twan
heeft
voor
zijn
verjaardagsgeld
een
nieuwe
fiets
gekocht.
rode
snel
Slide 16 - Drag question
Aan de slag!
Bekijk je rubric en ga aan de slag met de onderdelen die minder goed gingen, of waar je bij de nulmeting niet meer zoveel van af wist.
Kijk na iedere gemaakte opdracht na!
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
1. Starter
2. Nieuwe woordsoorten
3. Aan de slag
Slide 19 - Slide
Je gaat woordsoorten benoemen. Zet de woorden op de juiste plek in het tabel.
ww
lw
znw
bnw
vz
pers. vnw
bez. vnw
Ik
moet
de
haren
van
jouw
hond
kammen
zwarte
Slide 20 - Drag question
Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord of een zelfstandig werkwoord.
Koppelwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Ze is jong geweest.
Gister heb ik op school de hele dag geleerd.
Lisa is vorig jaar 22 jaar geworden.
Slide 21 - Drag question
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent.
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.
Slide 22 - Drag question
Wij
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
hadden
moeten
kunnen
lopen
Slide 23 - Drag question
Wat zijn bijwoorden? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.. Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.
Slide 24 - Quiz
Zoek het bijwoord:
Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje
Slide 25 - Quiz
Is 'aan' een bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Hij zette de oude televisie aan.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 26 - Quiz
Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De blauwe racefiets is mijn snelste. Snelste
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord
Slide 27 - Quiz
Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Dat is een erg moeilijke opdracht. erg?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Aan de slag!
Ga aan de slag met de opdrachten.
Maak er 1 en kijk hem direct na.
Ga dan pas naar de volgende stof.
Slide 33 - Slide
lijdend/bedrijvend actief/passief
Je kunt zinnen in de actieve of passieve vorm zetten:
actief (bedrijvend): het onderwerp doetiets:
De leerlingen lezen een goed boek tijdens de les.
passief (lijdend): het onderwerp doet niets:
Het boek wordt gelezen door de leerlingen.
Slide 34 - Slide
Omzetten lijdend->bedrijvend
De doorbepaling wordt het onderwerp.
Het onderwerp wordt LV.
Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' of 'zijn' weg.