Hf 4 woordsoorten zww - hww - kww

wk 5 - les 2 - 2 februari
zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - koppelwerkwoord
Je hebt de theorie over het zww, hww en kww gelezen en bestudeerd (blz 126)

Leerdoelen

Je kunt de werkwoorden in een zin vinden en benoemen. 
Je kunt uitleggen wanneer een ww in de zin een zww, hww of kww is.



1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

wk 5 - les 2 - 2 februari
zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - koppelwerkwoord
Je hebt de theorie over het zww, hww en kww gelezen en bestudeerd (blz 126)

Leerdoelen

Je kunt de werkwoorden in een zin vinden en benoemen. 
Je kunt uitleggen wanneer een ww in de zin een zww, hww of kww is.



Slide 1 - Slide

Jouw voorbereiding op deze les.
Heb je de theorie op blz. 126 over de
zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden bestudeerd?
JA
NEE

Slide 2 - Poll

UITLEG bij theorie blz 126
werkwoorden in een zin
zww - hww - kww 9x
1. Simeon bouwt in zijn vrije tijd kastelen.

2. De overvaller blijft in de buurt inbreken.

3. Scouting kan heel populair worden.
- werkwoorden vinden
- zww = zelfstandig werkwoord geeft handeling
  aan /  hoofdwerkwoord
- hww = hulpwerkwoord = overige ww in een zin
- kww = koppelwerkwoord 9x
kww koppelt naamwoord / eigenschap aan het onderwerp. 
Vraag: Wat kan Scouting worden? heel populair

Slide 3 - Drag question

Vraag 1. Schrijf alle werkwoorden op.
1. Simeon wil in zijn vrije tijd kastelen bouwen.

2. De overvaller kan zich niet blijven verstoppen.

3. Scouting zou heel populair kunnen worden.
timer
0:30

Slide 4 - Open question

Vraag 2 . Schrijf van elke zin het belangrijkste werkwoord op.
1. Simeon wil in zijn vrije tijd kastelen bezoeken.

2. De overvaller wil zich niet laten vangen.

3. Gamen is nu heel populair aan het worden.
timer
0:15

Slide 5 - Open question

Hoeveel van de 7 vragen had jij goed?

Als je vragen hebt, stel ze in de chat.

Slide 6 - Open question

                                    Kies A of B. Schrijf in de chat wat je kiest.
A = Ik begrijp het. Geen verdere uitleg nodig. Zelfstandig bezig met het huiswerk.
B = Ik doe nog even mee. Uitlegfilmpje en opdrachtzinnen samen maken.
Huiswerk voor donderdag 4 februari
Hf 4 woordsoorten - zww, hww, kww
Afmaken Startopdracht
en opdr 1 t/m 5  blz 126/127

Hf 4 zinsdelen - Naamwoordelijk gezegde
Lees de theorie op blz 264.

Voorkeur: werk online!
Dan weet je direct na de opdracht hoe je het doet.
De docent kan online zien hoe je het doet
en je extra uitleg geven.
Werk je in/uit je leerboek? 
Kijk je werk goed na! Verbeter je werk!
Maak een foto en post dit in de chat aan de docent.

Slide 7 - Slide

Uitlegfilmpje met opdrachten
Je hoort en ziet een filmpje:
- over de werkwoordsoorten en  
- over het verschil tussen het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde.

Tijdens het kijken van het filmpje krijg je checkvragen of je het begrijpt.
Let dus goed op tijdens het kijken.
Na het filmpje volgt nog één extra controlevraag.

Slide 8 - Slide

3

Slide 9 - Video

Maken en bespreken.
Schrijf per zin de ww. op. Zet erbij: zww, hww of kww.
opdr 1. 1 - De vleesetende plant kan in zijn onderste bekers 30 gr vlees verteren.
opdr 1.2 - Toekomstige Marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling.

opdr2.1 - De inhoud van een trojan kan behoorlijk schadelijk blijken voor je computer.
opdr2.2 - Volgens dit onderzoek blijken veel rijken tot op hoge leeftijd gezond.

Slide 10 - Slide

Zelf aan het werk met huiswerk
Huiswerk voor donderdag 4 februari
Hf 4 woordsoorten - zww, hww, kww
Afmaken Startopdracht
en opdr 1 t/m 5  blz 126/127

Hf 4 zinsdelen - Naamwoordelijk gezegde
Lees de theorie op blz 264.

Voorkeur: werk online!
Dan weet je na de opdracht hoe je het doet.
De docent kan zien hoe je het doet en je extra uitleg geven.
Werk je in/uit je leerboek? 
Kijk je werk goed na! Verbeter je werk!
Maak een foto en post dit in de chat aan de docent.

Slide 11 - Slide

01:08
Welk werkwoord is het belangrijkste? hebben of gesport?
A
hebben
B
gesport

Slide 12 - Quiz

02:21
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

Ik zou dat gedaan hebben.
A
zou hebben
B
Ik heb gedaan
C
zou gedaan
D
zou hebben gedaan

Slide 13 - Quiz

03:36
Welk werkwoord is het koppelwerkwoord in de zin:

Mijn vriendin zou psycholoog willen worden?
A
zou
B
willen
C
worden

Slide 14 - Quiz

9 mogelijke koppelwerkwoorden = ZWaBBeLS HDV
Het onderwerp IS iets,
heeft een eigenschap,
bevindt zich in een toestand.

1. Ik ben ziek.
2. Mijn buurjongen wordt dokter.
3. De oude man blijft optimistisch.
4. Dat blijkt een grap!
5. De jonge hond lijkt speels.
6. De auto schijnt verroest.
7. Sporten heet gezond.
8. Het dunkt me een hele klus!
9. De jongen komt me vriendelijk voor.


1. Zijn
2. Worden
3. Blijven
4. Blijken
5. Lijken
6. Schijnen
7. Heten
8. Dunken
9. Voorkomen
Deze werkwoorden kunnen ook als zww voorkomen! 
Kijk dus naar de betekenis in de zin!
Zie volgende dia.

Slide 15 - Slide

Bij een handeling -> het ww is een zww
1. zijn - (aanwezig zijn) Wij zijn op school.
2. blijven - (ergens zijn) Hij blijft in Utrecht
3. lijken - (gelijkenis vertonen) Rietje lijkt op oma.
4. schijnen - (licht/warmte verspreiden) De zon schijnt de hele dag.
5. heten - (een naam hebben) Ik heet Marian.
6. dunken - (basketballen) De sporter dunkt de bal.
7. voorkomen - (gebeuren) Ongelukken komen vaak voor.

Slide 16 - Slide

zijn = kww / zijn = zww
1. Hij is jarig geweest.
2. Hij is naar Haarlem geweest.

In zin 1 betekent het hoofdwerkwoord 'geweest' dat het onderwerp iets IS. 
In zin 2 betekent het hoofdwerkwoord 'geweest' dat het onderwerp iets heeft GEDAAN.

In zin 1 is 'geweest' het koppelwerkwoord.
In zin 2 is 'geweest' het zelfstandig werkwoord.

Slide 17 - Slide