§2.4

2.4
Begrippen:
  • Gevolgen slecht met de economie
  • Vicieuze cirkel
  • Laagconjunctuur
  • Hoogconjunctuur
  • Conjuncturele werkloosheid
  • Loon-prijsspiraal
  • Structureel werkloos
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

2.4
Begrippen:
  • Gevolgen slecht met de economie
  • Vicieuze cirkel
  • Laagconjunctuur
  • Hoogconjunctuur
  • Conjuncturele werkloosheid
  • Loon-prijsspiraal
  • Structureel werkloos

Slide 1 - Slide

Herhaling 2.3
Begrippen
Concurrentiepositie
Bedrijfstijd
Arbeidsduurverkorting

Slide 2 - Slide

Gevolgen als het slecht gaat met de economie?

Slide 3 - Mind map

Gevolgen slechte economie
1. Bestedingen dalen (we kopen allemaal minder)
2. We gaan meer sparen en minder kopen, consumptie daalt.
3. Er is minder werk.
4. Vicieuze cirkel als niemand iets onderneemt. 

Slide 4 - Slide

De conjunctuurgolf
  • Vraag naar goederen en diensten schommelt = conjunctuurgolf
  •  Een laag conjunctuur is de vraag naar goederen en diensten laag. Er worden weinig goederen en diensten geproduceerd
  • Een deel van de productiecapaciteit (maximaal haalbare productie) wordt niet gemaakt. Niet alle productiefactoren worden ingezet. 

Slide 5 - Slide

Conjunctuur
Laagconjunctuur:
De economische groei ligt beneden de trend.
- Onderbesteding
- bezettingsgraad is laag
- conjuncturele werkloosheid

Slide 6 - Slide

Conjuncturele werkloosheid
Schommeling in de economie

Slide 7 - Slide

Conjuncturele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid is een tijdelijke vorm van werkloosheid. Bij een hoog conjunctuur gaat het goed met de economie en worden er veel goederen gekocht en diensten afgenomen. Er is dus veel werkgelegenheid. 

Bij een laag conjunctuur gaat het slechter met de economie. Mensen kopen minder goederen en nemen minder diensten af. Er is dus minder werkgelegenheid. 

Omdat de hoog- en laag conjunctuur zich beweegt als een golf, gaan
we er vanuit dat het verdwenen werk bij een hoog conjunctuur 
weer terug komt.

Slide 8 - Slide

Prijscompensatie en de loon-prijsspiraal
Prijscompensatie
Als de lonen net zo veel stijgen als de prijzen.
Hogere lonen betekenen voor bedrijven hogere kosten. Die kosten berekenen zij door in de verkoopprijs van hun producten.

Als de prijzen stijgen, willen werknemers weer loonsverhoging, enzovoort.
Dit is de loon-prijsspiraal en die zorgt voor voortdurende inflatie.

Slide 9 - Slide

Hoe zou je laag conjunctuur ook kunnen noemen?
A
Economische crisis
B
Recessie
C
Dipje

Slide 10 - Quiz

Loon-prijsspiraal

Slide 11 - Slide

Structureel werkloos
Stel je hebt geleerd voor schilder en er worden geen schilders gezocht omdat er genoeg zijn. Ook dan ben je structureel werkloos, je kunt jezelf dan om laten scholen. 

Slide 12 - Slide

Supermarktoorlog
Oorlog tussen leveranciers en supermarkten, maar hoe werkt dat nu?

Sorry dit product is tijdelijk niet leverbaar...

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste volgorde van het loon-prijsspiraal?
A
Inflatie - Prijscompensatie - Loonkosten stijgen - Inflatie
B
Inflatie - Loonkosten stijgen - Inflatie - Prijscompensatie
C
Prijscompensatie - Inflatie - Loonkosten stijgen - Inflatie
D
Inflatie -Loonkosten stijgen - Prijscompensatie - Inflatie

Slide 14 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid is:
A
de vraag daalt en daardoor daalt de productie
B
de vraag stijgt en daardoor stijgt de productie
C
De vraag daalt en daardoor stijgt de productie
D
De vraag stijgt en daardoor daalt de productie

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er bij een laag conjunctuur?
Consumenten en bedrijven:
A
investeren meer
B
stellen aankopen uit
C
investeringen blijven gelijk
D
gaan failliet

Slide 16 - Quiz

Wat is hoog conjunctuur?
A
Er is veel conjunctuur in de economie
B
De economie is herstellende van een crisis
C
alle antwoorden zijn correct
D
Het gaat goed met de economie

Slide 17 - Quiz

Ondanks de hoge winsten vanwege de gunstige conjunctuur, verlagen bedrijven de winstuitkering aan de aandeelhouders.
A
Deze maatregel heeft een procyclisch effect
B
Deze maatregel heeft een anticyclisch effect
C
Deze maatregel heeft geen effect op de conjunctuur

Slide 18 - Quiz