What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
IE Schrijven
IE Schrijven
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
IE Schrijven
Slide 1 - Slide
Agenda
- Herhaling formeel/informeel
- Herhaling zakelijke email
- Het formulier
Slide 2 - Slide
Een voorbeeld van een informele tekst is een?
A
sollicitatiebrief
B
uitnodiging
C
klachtenbrief
D
berichtje van jouw broer
Slide 3 - Quiz
Welke aanhef gebruik je bij een informele tekst?
A
Geachte
B
Beste
C
Hey
D
Hoi
Slide 4 - Quiz
'Adolescenten' is een?
A
Informeel woord
B
Formeel woord
Slide 5 - Quiz
Schrijf de volgende zin formeel:
Wat een tof gesprek hadden we met elkaar afgelopen maandag over project X!
Slide 6 - Open question
Samenvatting:
Formeel taalgebruik:
duidelijk
(de lezer kan de tekst in één keer begrijpen).
kort & bondig
(de tekst bevat geen overbodige informatie).
beleefd
(de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeuze).
correct
(de tekst bevat geen fouten).
Informeel taalgebruik:
spreektaal
(je schrijft zoals je spreekt).
taalgebruik is 'losjes'
(voor vrienden, kennissen).
Slide 7 - Slide
Als je jouw zakelijke e-mail echt gaat beginnen, begin je met:
A
jezelf voor te stellen.
B
de aanleiding noemen voor het schrijven.
C
de oplossing voor het probleem vertellen.
D
de persoon alvast bedanken.
Slide 8 - Quiz
Welk onderdeel hoort niet in een zakelijke e-mail?
A
Beste
B
Geachte
C
Met vriendelijke groet
D
Groetjes
Slide 9 - Quiz
Voor een zakelijke e-mail gebruik ik...
A
informeel taalgebruik
B
formeel taalgebruik
Slide 10 - Quiz
In de tekst van een zakelijke e-mail gebruik je geen alinea’s.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
De kern van een zakelijke e-mail is altijd één alinea.
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quiz
Het formulier
Een van de dingen die je nog heel vaak zult moeten invullen is een formulier
Dit is een een document waarin je alleen antwoord geeft op de vragen die gesteld worden
De antwoorden zijn heel vaak feiten als: naam, adres, rekeningnummer enz.
Slide 13 - Slide
Formulier
Slide 14 - Slide
Wat is burgerlijke staat?
A
nationaliteit
B
gehuwd, ongehuwd, gescheiden, etc.
C
meerderjarig of minderjarig
D
BSN-nummer
Slide 15 - Quiz
In het examen vragen ze je banknummer. Moet je je eigen nummer invullen?
A
Ja, want het formulier moet naar waarheid ingevuld worden.
B
Ja, daarom moet je je ID en bankpas mee naar het examen nemen.
C
Nee, gebruik het nummer uit de opdracht of verzin!
D
Nee, want het is verboden privézaken in te vullen.
Slide 16 - Quiz
Wat vul je in als het formulier vraagt naam:
A
je voornaam
B
je voorletters
C
je roepnaam
D
je achternaam
Slide 17 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een functie?
A
horecamedewerker
B
serveren
C
goed samenwerken
D
klantvriendelijk
Slide 18 - Quiz
Wat vul je in bij referentie?
A
de naam van je ouders
B
een vorige werkgever
C
iemand die iets positiefs over je kan zeggen
D
de naam van een collega
Slide 19 - Quiz
Wat vul je in bij de ondertekening van het formulier na het woord TE
A
de datum
B
je naam
C
de plaats (stad/dorp)
D
je handtekening
Slide 20 - Quiz
Zelfstandig werken
Slide 21 - Slide
More lessons like this
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
March 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
July 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN / les 4 / afstemmen op publiek
January 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Formeel/informeel
January 2024
- Lesson with
19 slides
SCHRIJVEN 1 (2F) / afstemmen op publiek
7 days ago
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
September 2022
- Lesson with
37 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
March 2023
- Lesson with
37 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 5: Een zakelijke e-mail versturen
March 2024
- Lesson with
28 slides
ICT
Secundair onderwijs