This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Open question
Als het 's nachts vriest, dan ligt er soms een laagje ijs op planten buiten. Hoe heet deze neerslag?
A
Rijp
B
Dauw
C
Ijzel
D
Sneeuw
Slide 2 - Quiz
Sleep de foto's naar de goede soort neerslag
Dauw
Regen
Ijzel
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Slide
Welke fase heeft het water bij A?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 5 - Quiz
Welke fase heeft het water bij B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 6 - Quiz
Gebruik het deeltjesmodel om uit te leggen welke fase chocoladesaus heeft
Slide 7 - Open question
Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
Ijsklontje
Zeewater
Sneeuw
Slide 8 - Drag question
Een stof kan voorkomen in 3 fasen en er zijn 9 fase-overgangen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat is een ander woord voor vervluchtigen?
A
condenseren
B
verdampen
C
sublimeren
D
rijpen
Slide 10 - Quiz
Nadat je een warme douche genomen hebt wil je je haar kammen. Maar de hele spiegel is beslagen! Hoe komt het water op de spiegel?
A
Door vervluchtiging
B
Door condensatie
C
Door bevriezing
D
Door rijping
Slide 11 - Quiz
Je maakt een brownie, en wilt daar een laag chocola overheen doen. Daarom verwarm je een chocoladereep in de magnetron. Wat gebeurt er met de chocola?
A
Het condenseert
B
Het verdampt
C
Het smelt
D
Het stolt
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Het Aralmeer bevat in 2003 veel minder water dan in 1989. Wat is er met het water gebeurd?
A
Het is verdampt
B
Het is vervluchtigd
C
Het is gecondenseerd
D
Het is gesmolten
Slide 14 - Quiz
Welke zin is waar over de fase-overgang "rijpen"?
rijp
A
het gaat van vast naar vloeibaar
B
het gaat van gas naar vast
C
het gaat van vloeibaar naar vast
Slide 15 - Quiz
Met welke fase-overgang heb je te maken bij het onstaan van ijzel?
A
vast naar vloeibaar
B
vloeibaar naar vast
C
gas naar vast
D
vloeibaar naar gas
Slide 16 - Quiz
Als je een geurkaars neerzet, ruikt het na een tijdje in de hele kamer ernaar, ook als je de kaars niet aan doet. De kaars is in de vaste fase. Welke fase-overgang heeft er plaats gevonden?
A
smelten
B
verdampen
C
vervluchtigen
D
condenseren
Slide 17 - Quiz
Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
Ijsklontje
Zeewater
Sneeuw
Slide 18 - Drag question
...de temperatuur daalt
...de temperatuur stijgt
De vloeistof in een reservoir krimpt als....
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Hoe heten de onderdelen van de thermometer waar de cijfers 1 en 2 bij staan?
Slide 21 - Open question
Je hebt twee thermometers. In thermometer A stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 0,5 cm. In thermometer B stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 1 cm. Leg uit welke van de twee thermometers het minst nauwkeurig is.
Slide 22 - Open question
Eenheid
Grootheid
Meter
Lengte
Temperatuur
Graden Celcius
Seconde
Tijd
Slide 23 - Drag question
Welke zin is waar over de fase-overgang "rijpen"?
rijp
A
het gaat van vast naar vloeibaar
B
het gaat van gas naar vast
C
het gaat van vloeibaar naar vast
Slide 24 - Quiz
Een kristalrooster ontstaat als moleculen op een regelmatige manier gestapeld worden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Als ijs water wordt, welke fase-overgang vindt er plaats?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)
Slide 26 - Quiz
Als je een geurkaars neerzet, ruikt het na een tijdje in de hele kamer ernaar, ook als je de kaars niet aan doet. De kaars is in de vaste fase. Welke fase-overgang heeft er plaats gevonden?
A
smelten
B
verdampen
C
vervluchtigen
D
condenseren
Slide 27 - Quiz
Bij verdamping
A
Bewegen de moleculen heel snel
B
Bewegen de moleculen bijna niet
Slide 28 - Quiz
In de winter wordt er een speciale ruitensproeiervloeistof gebruikt. Door het gebruik van deze ruitensproeiervloeistof ontstaat er op de autoruit een mengsel van ijs en ruitensproeiervloeistof, waardoor het ijs smelt. Welke uitspraak klopt?
A
Het smeltpunt van het ijs/ruitensproeiervloei-stof is hoger dan 0 °C
B
Het smeltpunt van het ijs/ruitensproeiervloei-stof is lager dan 0 °C