hv2c

Als ijs water wordt, welke fase-overgang vindt er plaats?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Als ijs water wordt, welke fase-overgang vindt er plaats?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)

Slide 1 - Quiz


Slide 2 - Open question

Als het 's nachts vriest, dan ligt er soms een laagje ijs op planten buiten.
Hoe heet deze neerslag?
A
Rijp
B
Dauw
C
Ijzel
D
Sneeuw

Slide 3 - Quiz

Welke fase(n) zie je op deze foto?

Slide 4 - Open question

Welke fase zie je op de foto?
VAST
VLOEIBAAR
GAS

Slide 5 - Drag question

Gebruik het deeltjesmodel om uit te leggen welke fase de chocoladesaus heeft

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Welke fase heeft het water bij A?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 8 - Quiz

Welke fase heeft het water bij B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 9 - Quiz

Noem 6 soorten neerslag

Slide 10 - Open question

Een stof kan voorkomen in 3 fasen en er zijn 9 fase-overgangen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor vervluchtigen?
A
condenseren
B
verdampen
C
sublimeren
D
rijpen

Slide 12 - Quiz

Hoe heet de fase-overgang van vloeibaar naar vast?
A
Rijpen
B
Stollen
C
Bevriezen
D
Condenseren

Slide 13 - Quiz

Lava is vloeibaar. Het wordt vast als het de aarde bereikt. Hoe heet dit proces?
A
Bevriezen
B
Stollen

Slide 14 - Quiz

Het vriest en je hangt je natte wasgoed buiten. De kleren bevriezen gelijk, maar na 24 uur zijn ze toch droog. Door welk proces komt dat?
A
Verdampen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Vervluchtigen

Slide 15 - Quiz

Nadat je een warme douche genomen hebt wil je je haar kammen. Maar de hele spiegel is beslagen! Hoe komt het water op de spiegel?
A
Door vervluchtiging
B
Door condensatie
C
Door bevriezing
D
Door rijping

Slide 16 - Quiz

Je maakt een brownie, en wilt daar een laag chocola overheen doen. Daarom verwarm je een chocoladereep in de magnetron. Wat gebeurt er met de chocola?
A
Het condenseert
B
Het verdampt
C
Het smelt
D
Het stolt

Slide 17 - Quiz

Leg met het deeltjesmodel uit hoe water kan verdampen

Slide 18 - Open question

Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
Ijsklontje
Zeewater

Sneeuw

Slide 19 - Drag question

...de temperatuur daalt
...de temperatuur stijgt
De vloeistof in een reservoir krimpt als....

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

Hoe heten de onderdelen van de thermometer waar de cijfers 1 en 2 bij staan?

Slide 22 - Open question

Je hebt twee thermometers. In thermometer A stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 0,5 cm. In thermometer B stijgt bij een temperatuurtoename van 1 °C de vloeistof in de stijgbuis 1 cm. Leg uit welke van de twee thermometers het minst nauwkeurig is.

Slide 23 - Open question

Eenheid
Grootheid
Meter
Lengte
Temperatuur
Graden Celcius
Seconde
Tijd

Slide 24 - Drag question

Welke zin is waar over de
fase-overgang "rijpen"?
rijp
A
het gaat van vast naar vloeibaar
B
het gaat van gas naar vast
C
het gaat van vloeibaar naar vast

Slide 25 - Quiz

Een kristalrooster ontstaat als moleculen op een regelmatige manier gestapeld worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Als ijs water wordt, welke fase-overgang vindt er plaats?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)

Slide 27 - Quiz

Als je een geurkaars neerzet, ruikt het na een tijdje in de hele kamer ernaar, ook als je de kaars niet aan doet. De kaars is in de vaste fase. Welke fase-overgang heeft er plaats gevonden?
A
smelten
B
verdampen
C
vervluchtigen
D
condenseren

Slide 28 - Quiz

Bij verdamping
A
Bewegen de moleculen heel snel
B
Bewegen de moleculen bijna niet

Slide 29 - Quiz

Door het gebruik van deze vloeistof ontstaat er op de autoruit een mengsel van ijs en ruitensproeiervloeistof, waardoor het ijs smelt. Is het smeltpunt van het mengsel ijs/ruitensproeiervloeistof lager of hoger dan 0 °C?
A
Het smeltpunt is hoger dan 0 °C
B
Het smeltpunt is lager dan 0 °C

Slide 30 - Quiz