Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.
Slide 7 - Slide
Probleem-oplossingsstructuur
Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.
Slide 8 - Slide
Oorzaak-gevolgstructuur
In de inleiding omschrijf je een verschijnsel/probleem.
In het middenstuk geef je aan wat de oorzaak is of oorzaken zijn. Daarna geef je aan wat de gevolgen zijn om het slot een samenvatting te geven .
Slide 9 - Slide
Aspectenstructuur
In de inleiding introduceer je het onderwerp
In het middenstuk geef je de verschillende aspecten (kanten) van het onderwerp weer.
In het slot vat je samen.
Slide 10 - Slide
Verleden-heden-toekomststructuur
Het onderwerp wordt genoemd in de inleiding en in het middenstuk wordt uiteengezet hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. De slotalinea bevat een korte samenvatting, een conclusie of een toekomstverwachting.
Slide 11 - Slide
Beschouwing: de vorm
Titel/ondertitel
Inleiding
Kern
Slot
Verbind de alinea's met elkaar door signaalzinnen en signaalwoorden
Slide 12 - Slide
Beschouwing vorm- inleiding
Een grapje(anekdote)
Een actualiteit
Een voorbeeld
Verwijzing naar vroeger of toekomst
Slide 13 - Slide
Beschouwing vorm- kern
Deze komt overeen met de tekststructuur die je kent van het betoog:
argumenten en tegenargumenten bij een argumentatiestructuur.
Let op: het zijn meningen en argumenten van anderen. NIET van jou.
Ook aspectenstructuur of voorbeeldenstructuur etc.
Slide 14 - Slide
Verbindingswoorden en - zinnen (inhoud)
Gebruik signaalwoorden, signaalzinnen en voegwoorden om zinnen en alinea's met elkaar te verbinden.
NIET: Ik eet. Ik heb honger.
WEL: Ik eet, omdat ik honger heb.
ZEG NIET: DIT IS MIJN VOORARGUMENT etc. Dit moet blijken uit je signaalwoorden..
Slide 15 - Slide
Beschouwing vorm- het slot
In het slot vat je de hoofdargumenten beknopt samen in andere woorden. Je zet geen nieuwe informatie in je slot en er is een pakkende uitsmijter.
Slide 16 - Slide
DENK AAN JE SPELLING EN ZINSBOUW!
Slide 17 - Slide
Terug naar:
Kijk naar de volgende discussie( 2013)en noteer de argumenten die beide heren naar voren brengen.
Zet die onder elkaar. Herken je ook drogredeneringen?
Vraag je ook af wat je van de argumenten en discussie vindt.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Prem
1. Collectieve leugen die ik moet doorvertellen aan mijn kinderen.
2. Hoe komt Zwarte Piet aan zijn rode lippen?
3. Structurele ongelijkheid tussen zwart en wit (Sint hoog op zijn paard, Piet op de grond)
Römer
1. Zwarte Piet verwijderen is geen oplossing.
2. Het is een mooi feest.
3. Sinterklaas discrimineert zijn Pieten niet.
4. Het Sinterklaasfeest wordt gebruikt als platform voor een veel grotere discussie.
Slide 20 - Slide
Zwarte Piet moet blijven.
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Maak nu de opdracht die nu uitgedeeld wordt.
Werk in duo's.
Daarna gaan we met elkaar bespreken wat we ervan vinden.
Slide 22 - Slide
Ga nu verder met de voorbereiding. Zoek artikelen en schrijf bouwplannen. Succes!