Herhaling: naamwoordelijk deel van het gezegde

Herhaling: naamwoordelijk deel van het gezegde & woorden les 3A
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Herhaling: naamwoordelijk deel van het gezegde & woorden les 3A

Slide 1 - Slide

Welk woord in onderstaande zin is het onderwerp?

Minerva dea est.
A
est
B
dea
C
Minerva

Slide 2 - Quiz

Welk woord in onderstaande zin is het
naamw. deel v.h. gezegde?

Minerva filia Iovis est.
A
est
B
Iovis
C
Minerva
D
filia

Slide 3 - Quiz

Onthoud
1. Het onderwerp is degene die de persoonsvorm uitvoert. Je komt achter het onderwerp door je af te vragen: 
wie/wat + persoonsvorm?

2. Het naamwoordelijk deel van het gezegde geeft extra informatie over het onderwerp.

Slide 4 - Slide

Welke twee woorden in onderstaande zinnen vormen het naamw. deel v.h. gezegde?

Minerva non mater est, sed virgo est.
A
mater en virgo
B
Minerva en virgo
C
mater en Minerva
D
virgo en est

Slide 5 - Quiz

Woorden les 3A

Slide 6 - Slide

Geef de betekenis van onderstaand woord

est
A
oorlog
B
ook
C
(hij, zij, het) is
D
ook

Slide 7 - Quiz

Geef de betekenis van onderstaand woord

dominus
A
vaak, dikwijls
B
heer, heerser
C
tempel
D
ook

Slide 8 - Quiz

Geef de betekenis van onderstaand woord

pater
A
vader
B
vrouw, echtgenote
C
(hij, zij, het) heeft, houdt
D
zoon

Slide 9 - Quiz

Geef de betekenis van onderstaand woord

uxor, uxorem
A
vrouw, echtgenote
B
(hij, zij, het) overwint
C
volk
D
(hij, zij, het) (be)woont

Slide 10 - Quiz

Geef de betekenis van onderstaand woord

quoque
A
volk
B
ook
C
(hij, zij, het) is
D
maar

Slide 11 - Quiz