2V gramm ontleden_wederkerend wg en vzvw

wederkerend ww
Om te bepalen of het wederkerend vn bij het wg hoort of lv of mv is, moet je weten of het om een verplicht of toevallig wederkerend ww gaat.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

wederkerend ww
Om te bepalen of het wederkerend vn bij het wg hoort of lv of mv is, moet je weten of het om een verplicht of toevallig wederkerend ww gaat.

Slide 1 - Slide

Welke van de volgende werkwoorden zijn GEEN verplichte wederkerende ww?
'zich pijn doen, zich vergissen, zich concentreren, zich opladen, zich verspreken'
A
zich pijn doen, zich opladen
B
zich pijn doen, zich vergissen
C
zich pijn doen, zich verspreken
D
zich pijn doen, zich concentreren

Slide 2 - Quiz

Verplicht of toevallig wederkerend ww? 'Zij heeft zich goed gedragen'
A
verplicht
B
toevallig

Slide 3 - Quiz

Verplicht of toevallig wederkerend ww? 'Zij hebben zich zeer correct gedragen.'
A
verplicht
B
toevallig

Slide 4 - Quiz

Verplicht of toevallig wederkerend ww? 'Dit soort tics moet jij je niet aanwennen.'
A
verplicht
B
toevallig

Slide 5 - Quiz

Bij een toevallig wederkerend ww is het wederkerend vnw lijdend vw of meewerkend vw
Ik meld me aan voor die cursus. 
(zich) aanmelden is een toevallig wederkerend ww. 
Dus: ik - ow; meld = pv; meld aan = wg en me = lijdvw

Slide 6 - Slide

Welke functie heeft 'zich'?
'De verpleegkundige prikte zich aan de naald.'
A
zich = onderdeel wg
B
zich = lv

Slide 7 - Quiz

Welke functie heeft 'je' in de zin: 'Jij verstopt je altijd in die kast'.
A
je = onderdeel wg
B
je = lv

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorzetsel vw (vv)?
Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het hoofdwerkwoord van de zin. Het geeft een figuurlijke betekenis aan de zin/aan de activiteit. Zoals: geloven in, vertrouwen op, rekenen op, denken aan iets, zorgen voor, boos zijn op iemand, etc. 

Slide 9 - Slide

Wat is het voorzetsel vw (vv) in de zin: 'Ik wacht al uren op de bus.'?
A
op de bus
B
al uren op de bus
C
wacht al uren
D
geen vzvw

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetsel vw (vv) in de zin: 'Zij kan goed overweg met haar schoonmoeder'?
A
kan goed overweg
B
kan overweg met haar
C
haar schoonmoeder
D
met haar schoonmoeder

Slide 11 - Quiz