Taal actief 4 thema 5 groep 5

Taal actief 4 thema 5 groep 5
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Taal actief 4 thema 5 groep 5

Slide 1 - Slide

Ik weet wat het onderwerp van de zin is.

Slide 2 - Slide

Wat zoek je met het onderwerp?

Slide 3 - Open question

Vul het onderwerp in.
Het meisje loopt op straat.

Slide 4 - Open question

Vul het onderwerp in.
4 koeien staan in de wei te grazen.

Slide 5 - Open question

Vul het onderwerp in.
Op de stoep van de straat staan de dames te kletsen.

Slide 6 - Open question

Ik weet wanneer ik een komma moet schrijven

Slide 7 - Slide

In welke zin staat de komma op de goede plaats?
A
Loop je mee vader, we moeten gaan.
B
Loop je mee, vader we moeten gaan.

Slide 8 - Quiz

In welke zin staat de komma op de goede plaats?
A
Mama, we moeten nu gaan.
B
Mama we moeten, nu gaan.

Slide 9 - Quiz

Op welke plek moet de komma?
Als ik naar school loop neem ik de snelste weg.

Slide 10 - Open question

Op welke plek moet de komma?
Als we rennen halen we hem nog in.

Slide 11 - Open question

Ik weet hoe ik kan verwijzen naar mensen

Slide 12 - Slide

Wat is het verwijswoord?
Marieke loopt op de straat. Ze is erg blij.
A
Marieke
B
straat
C
Ze
D
blij

Slide 13 - Quiz

Wat is het verwijswoord?
Een oerwoud is gevaarlijk. Het zit vol gevaarlijke dieren
A
een
B
gevaarlijk
C
het
D
dieren

Slide 14 - Quiz

Wat is het verwijswoord in de zin?
Een agent doet onderzoek. 'waar was iedereen?' vraagt hij.

Slide 15 - Open question

Ik weet meer over het zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Slide

Wat zijn de 2 zelfstandige naamwoorden?
Het meisje lacht met een brede mond.

Slide 17 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandige naamwoorden?
De auto heeft een grote deuk.

Slide 18 - Open question

Wat zijn de 2 zelfstandige naamwoorden?
Is zij blij of verdrietig?

Slide 19 - Open question