What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordvolgorde
Lesdoelen
Na de les
- ken je de woordvolgorde van een Nederlandse zin.
- weet je dat de volgorde van het onderwerp en
werkwoord in een zin soms wisselen.
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lesdoelen
Na de les
- ken je de woordvolgorde van een Nederlandse zin.
- weet je dat de volgorde van het onderwerp en
werkwoord in een zin soms wisselen.
Slide 1 - Slide
lesplan
1. instructie/ uitleg
2. filmpje
3. oefenen met zinnen
4. nabespreken : wat heb je geleerd en wat kan beter?
Slide 2 - Slide
de woordvolgorde
Meneer Johan
fietst
elke dag
naar school.
Slide 3 - Slide
Rode woorden = onderwerp (= subject) (wie)
Blauwe woorden = werkwoord (doe-woorden)
Groene woorden = tijd
Zwarte woorden = de rest
Slide 4 - Slide
de woordvolgorde
Meneer Johan
fietst
elke dag
naar school.
Elke dag
fietst
meneer Johan
naar school.
Fietst
meneer Johan
elke dag
naar school?
Wanneer
fietst
meneer Johan
naar school?
Meneer Johan
wil
elke dag
naar school
fietsen
.
Slide 5 - Slide
1. Standaardzin
onderwerp (subject)
-
werkwoord
- rest
Meneer Johan
fietst
elke dag naar school
V2a
leert
Nederlands op het Mt2 Mundium College
De leerlingen
maken
het huiswerk
Slide 6 - Slide
2. Inversie
Omdraaien van onderwerp en werkwoord
Als je iets wil benadrukken, of iets belangrijk wil maken.
tijd of plaats
-
werkwoord
-
onderwerp (subject)
- rest
Elke dag
fietst
meneer Johan
naar school
Op het Mt2 Mundium College
leert
V2a
Nederlands
Slide 7 - Slide
3. Vraagzin met werkwoord
Bij een vraagzin die begint met een werkwoord: ook inversie.
werkwoord
-
onderwerp
- rest
De leerlingen van V2a zijn slim.
Zijn
de leerlingen van V2a
slim?
Slide 8 - Slide
4. Vraagzin met vraagwoord
Bij een vraagzin die begint met een vraagwoord
vraagwoord
-
werkwoord
-
onderwerp
- rest
Wanneer
fietst
meneer Johan
naar school?
Waar
woont
jouw vriend
?
Wat
eten
we
vanavond?
Slide 9 - Slide
5. Zinnen met twee werkwoorden
Bij een zin met twee werkwoorden, komt het tweede werkwoord aan het einde van de zin.
Ik
wil
morgen een nieuwe telefoon
kopen
.
Vorige week
heb
ik spaghetti
gekookt
.
Slide 10 - Slide
zinnen
ik vrij wil
volgende week
hebben heb
Slide 11 - Slide
Dus...
Het werkwoord staat altijd op de tweede plaats in een zin,
behalve in een vraagzin die begint met een werkwoord.
Slide 12 - Slide
tijd - manier - plaats
1. tijd
2. manier
3. plaats
Ik ga
op zaterdag
wandelend
naar de supermarkt
.
Op zaterdag
ga ik
wandelend
naar de supermarkt
.
Op zaterdag
moet ik
wandelend
naar de supermarkt
gaan.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Welke zin is goed?
A
Morgen ik ga zwemmen.
B
Morgen zwemmen ga ik.
C
Morgen ga ik zwemmen.
Slide 15 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Waarom jij maakt geen huiswerk?
B
Waarom maak jij geen huiswerk?
C
Waarom geen huiswerk maak jij?
Slide 16 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Woon jij in Roermond?
B
Jij woont in Roermond?
C
In Roermond woon jij?
Slide 17 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Waar jouw vriend woont?
B
Waarom help je mij niet?
C
Wanneer jij komt logeren?
Slide 18 - Quiz
Welke zin is goed?
A
De voetballer moet morgen een wedstrijd spelen.
B
Mijn buurman gaat verhuizen morgen.
C
Hij heeft gekocht een mooie auto.
Slide 19 - Quiz
Schrijf een standaardzin
Slide 20 - Open question
Schrijf een zin met inversie (begin met tijd of plaats)
Slide 21 - Open question
Schrijf een vraagzin
Slide 22 - Open question
Schrijf een vraagzin die begint met een vraagwoord (wie, wat, waar, .....)
Slide 23 - Open question
Schrijf een zin met twee werkwoorden
Slide 24 - Open question
Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.
timer
2:30
Slide 25 - Open question
Ken je de woordvolgorde in een Nederlandse zin?
A
Ja. Ik begrijp alles.
B
Ja, maar ik moet wel nog wat meer oefenen.
C
Nee. Ik moet nog meer uitleg krijgen.
D
Nee. Ik heb niet veel van deze les begrepen.
Slide 26 - Quiz
Noem een verbeterpunt voor deze les.
timer
2:00
Slide 27 - Open question
More lessons like this
Woordvolgorde
January 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde
6 days ago
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde
May 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde
November 2020
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde
21 days ago
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Woordvolgorde
June 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
inversie en vragen maken met vraagwoorden
March 2024
- Lesson with
26 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
inversie en vragen maken met vraagwoorden
September 2022
- Lesson with
27 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2