MAVO 2 - Herhaling signaalwoorden

Leesvaardigheid
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Praktische zaken
  • Formatieve toets

Slide 2 - Slide

Lezen

Slide 3 - Slide

Doelen
Doel: Wij herhalen de signaalwoorden en maken hier opdrachten over.

Doel 2: Wij kijken de stof van vorige week na. 

Slide 4 - Slide

Wat weten jullie nog?

Slide 5 - Slide

Nakijken

Slide 6 - Slide

De signaalwoorden en verbanden
  • Opsomming
  • Tijd
  • Reden/oorzaak/gevolg
  • Tegenstelling
  • Voorwaarde

Slide 7 - Slide

Wat is een signaalwoord?
A
Kondigt functie van een tekstdeel of alinea aan
B
Voegt werkwoorden samen
C
Geeft een verband tussen (deel)zinnen aan
D
Geven een eigenschap van een zelfstandig naamwoord aan

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor tijd
A
Terwijl
B
Intussen
C
Dadelijk
D
Zodat

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor reden/oorzaak/gevolg
A
Aangezien
B
Daardoor
C
Want
D
Verder

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord voor voorwaarde
A
Als
B
Wanneer
C
Want
D
Tenzij

Slide 11 - Quiz

Schrijf het signaalwoord op:
Mohammed houdt van appels, peren en sinaasappels.

Slide 12 - Open question

Schrijf het signaalwoord op:
Sietske heeft haar huiswerk gemaakt, maar ze is het vergeten.

Slide 13 - Open question

Schrijf het signaalwoord op:
Het is vanavond koopavond, daardoor kan het drukker zijn op de weg.

Slide 14 - Open question

De signaalwoorden en verbanden
  • Inperking
  • Vergelijking
  • Omschrijving

Slide 15 - Slide

Schrijf het signaalwoord op:
Ondanks dat de maximumsnelheid is verlaagd, gebeuren er nog veel ongelukken op deze weg.

Slide 16 - Open question

Schrijf het signaalwoord op:
Het plan van het Verenigd Koninkrijk wordt een 'worstcasescenario' genoemd, oftewel de slechtst denkbare situatie.

Slide 17 - Open question

Schrijf het signaalwoord op:
Hoewel ik niet had geleerd voor de toets, haalde ik een 9,6.

Slide 18 - Open question

Schrijf het signaalwoord op:
Het aantal zware rokers in Nederland neemt af, evenals het aantal zware drinkers.

Slide 19 - Open question

De signaalwoorden en verbanden
  • Voorbeeld
  • Verduidelijking
  • Doel-middel
  • Conclusie
  • Samenvatting

Slide 20 - Slide

Kies het signaalwoord:
Ik hou van allerlei soorten fruit, bijvoorbeeld aardbeien.
A
aardbeien
B
bijvoorbeeld
C
soorten fruit
D
allerlei

Slide 21 - Quiz

Kies het signaalwoord:
Om twaalf uur komt het bezoek, dus begin snel met opruimen!
A
begin
B
dus
C
het bezoek
D
snel

Slide 22 - Quiz

Kies het signaalwoord:
Ilhan wil een auto kopen, om zijn spullen te vervoeren.
A
om
B
spullen
C
een auto
D
kopen

Slide 23 - Quiz

Opdracht
HOE? maak de opdrachten op het gegeven blaadje.




timer
15:00

Slide 24 - Slide

Nakijken

Slide 25 - Slide

Maken thuis

Slide 26 - Slide