week 16 D2A en D2B vervoersmiddelen, a, en, de

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir los verbos irregulares
  • corregir los deberes
  • repetir hay, ser y estar
  • los medios de transporte
  • en, a, de
  • tarea final
Jueves, 18 de abril
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir los verbos irregulares
  • corregir los deberes
  • repetir hay, ser y estar
  • los medios de transporte
  • en, a, de
  • tarea final
Jueves, 18 de abril

Slide 1 - Slide

Deberes
Voor donderdag 16 mei

Leren voc. tarea 3.1
maken LE: ej. 6.5, 6.7, 6.8

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...
  • Heb ik de onregelmatige werkwoorden nog een keer herhaald.
  • Heb ik hay, ser en estar nog een keer herhaald.
  • Ken ik de vervoersmiddelen in het spaans
  • Weet ik wanneer je a, en of de gebruikt. 
LEERDOELEN

Slide 3 - Slide

VUL in de volgende dia's 
DE JUISTE VORM VAN HET WERKWOORD IN

Slide 4 - Slide

ir, nosotros

Slide 5 - Open question

conocer, tú

Slide 6 - Open question

jugar, Pepe

Slide 7 - Open question

ir, mi familia

Slide 8 - Open question

coger, yo

Slide 9 - Open question

seguir, usted

Slide 10 - Open question

conocer, yo

Slide 11 - Open question

jugar, mis amigos

Slide 12 - Open question

seguir, Carmen y yo

Slide 13 - Open question

conocer, Javi y tú

Slide 14 - Open question

ir, yo

Slide 15 - Open question

coger, Ana y Lucía

Slide 16 - Open question

seguir, vosotros

Slide 17 - Open question

seguir, yo

Slide 18 - Open question

A corregir


LE ej. 6.4, 6.6, 6.12

Slide 19 - Slide

uitwerking
6.12
a. conozo = conozco
b. voi = voy
c. sige = sigue
d. coje = coge
e. juga = juega
f. vas = vais
g. conozco = conoce
h. siguo = sigo
i. juegamos = jugamos

Slide 20 - Slide

Tarea 3.1 - medios de transporte
  • Open je LA op blz. 104 Ej. 1. Luister naar het fragment 
    en vul de ontbrekende woorden in.
  • Vul daarna je woordenlijst 3.1 in.
  • Ej. 2 ¿Cómo son los medios de transporte? Verbind met behulp van je woordenlijst de bijvoeglijke naamwoorden met de omschrijving. 
LEERDOEL: transport
LA: pág. 104

Slide 21 - Slide

Tarea 3.2 Preposiciones (voorzetsels)
en = in/op
          in combinatie met een vervoersmiddel betekent het                  "met"
          en coche = met de auto, en bici = met de fiets
a    = naar (richting) 
           voy a Madrid, voy al colegio
de  =  van/uit (afkomst)
           Vengo de Barcelona.
¡OJO!
te voet = a pie
LEERDOEL: voorzetsels
Módulo: pág.33 

Slide 22 - Slide

ahora a practicar - tarea 3.3
Module: pág. 34, maak opdracht A

Slide 23 - Slide

Ejercicio A
¿Dónde vives?
¿Qué hay en tu pueblo/ciudad/barrio?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Módulo pág. 11

Slide 26 - Slide

Tarea Final
  • In groepjes van 3.
  • In je module op pagina 11 vind je precies wat je moet doen. Kijk ook goed naar de rubric, hierin vind je waar je werk aan moet voldoen. 

Slide 27 - Slide

¿Qué y cómo?
  • Grupos de 3 personas
  • min. 8 bezienswaardigheden moeten erin komen.
  • een stadswandeling --> gebiedende wijs
  • folder op papier 

Slide 28 - Slide