week 19 - zelfstandig D2A

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
Je gaat zelfstandig aan de slag
met de opdrachten. Lees telkens
goed wat je moet doen.
¡Mucha suerte!
Lunes, 8 de mayo
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
Je gaat zelfstandig aan de slag
met de opdrachten. Lees telkens
goed wat je moet doen.
¡Mucha suerte!
Lunes, 8 de mayo

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les ...
  • Ken ik de onregelmatige werkwoorden ir, coger, seguir, jugar en conocer 
  • Weet ik hoe de vervoersmiddelen in het Spaans heten.
  • Weet ik hoe je de voorzetsels 
  a, de en en gebruikt. 
LEERDOELEN

Slide 2 - Slide

Tarea 2 - los verbos
Vorig les ben je al begonnen met deze opdrachten. Maak ze nu af. 
  • Module página 30. 2.1, 2.2, 2.3
  • LA: pág. 102, ej. 1
  • LE: ej. 6.4, 6.6, 6.11, 6.12 

Slide 3 - Slide

VUL in de volgende dia's 
DE JUISTE VORM VAN HET WERKWOORD IN

Slide 4 - Slide

ir, nosotros

Slide 5 - Open question

conocer, tú

Slide 6 - Open question

jugar, Pepe

Slide 7 - Open question

ir, mi familia

Slide 8 - Open question

coger, yo

Slide 9 - Open question

seguir, usted

Slide 10 - Open question

conocer, yo

Slide 11 - Open question

jugar, mis amigos

Slide 12 - Open question

seguir, Carmen y yo

Slide 13 - Open question

conocer, Javi y tú

Slide 14 - Open question

ir, yo

Slide 15 - Open question

coger, Ana y Lucía

Slide 16 - Open question

seguir, vosotros

Slide 17 - Open question

seguir, yo

Slide 18 - Open question

Kijk nu de opdrachten die je eerder gemaakt na en verbeter ze.

Slide 19 - Slide

Uitwerking
2.1
ir
voy
vas
va
vamos
vais
van
2.3 - A
1. vamos
2. cogemos
3. voy
4. sigo
5. conozco
6. jugamos
7. conocemos
8. juegan
6.4
a. voy
b. vas
c. va
d. vamos
e. vais
f. van
6.6
a. voy
b. voy = vas
c. vamos = va
d. vais = vamos
e. vamos = vais
f. vas = van

Slide 20 - Slide

uitwerking
6.11
a. conozco
b. seguimos
c. cojo
d. juega
d. vas
6.12
a. conozo = conozco
b. voi = voy
c. sige = sigue
d. coje = coge
e. juga = juega
f. vas = vais
g. conozco = conoce
h. siguo = sigo
i. juegamos = jugamos

Slide 21 - Slide

Tarea 3.1 - medios de transporte
  • Open je LA op blz. 104 Ej. 1. Luister naar het fragment 
    en vul de ontbrekende woorden in.
  • Vul daarna je woordenlijst 3.1 in.
  • Ej. 2 ¿Cómo son los medios de transporte? Verbind met behulp van je woordenlijst de bijvoeglijke naamwoorden met de omschrijving. 
LEERDOEL: transport
LA: pág. 104

Slide 22 - Slide

Tarea 3.2 Preposiciones (voorzetsels)
en = in/op
          in combinatie met een vervoersmiddel betekent het                  "met"
          en coche = met de auto, en bici = met de fiets
a    = naar (richting) 
           voy a Madrid, voy al colegio
de  =  van/uit (afkomst)
           Vengo de Barcelona.
¡OJO!
te voet = a pie
LEERDOEL: voorzetsels
Módulo: pág.33 

Slide 23 - Slide

ahora a practicar - tarea 3.3
Module: pág. 34, maak opdracht A

Slide 24 - Slide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Módulo pág. 11

Slide 25 - Slide

Tarea Final
  • Je kunt beginnen aan je tarea final.
  • Maak groepjes van 4.
  • In je module op pagina 11 vind je precies wat je moet doen. Kijk ook goed naar de rubric, hierin vind je waar je werk aan moet voldoen. 

Slide 26 - Slide

¿Qué y cómo?
  • Grupos de 4 personas
  • min. 8 bezienswaardigheden moeten erin komen.
  • een stadswandeling --> gebiedende wijs
  • folder op papier 

Slide 27 - Slide