B4B les 28-9-2022 QuestionsGrammar

Startklaar?
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak


1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar?
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak


Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan vragen en ontkenningen maken in het Engels


Slide 2 - Slide

Vragen maken
Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Slide

Maak deze zin vragend: They will buy the hotel on Ibiza.

Slide 4 - Open question

Maak deze zin vragend:
I talk too much

Slide 5 - Open question

Maak deze zin vragend:
She loves eating ice cream.

Slide 6 - Open question

Vragen maken
Bij de werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must, verplaats je dit werkwoord helemaal naar voren

- I will help you --> Will I help you?
- You must pay taxes --> Must you pay taxes?

Slide 7 - Slide

Vragen maken
Bij de overige werkwoorden: gebruik do vooraan in de zin

- We do our homework --> Do we do our homework?
- He makes apple pie --> Does he make apple pie?
 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Slide 8 - Slide

Ontkenningen (nee zeggen)
Hoe zat het ook alweer?

Slide 9 - Slide

Maak deze zin ontkennend: We will call you later.

Slide 10 - Open question

Maak deze zin ontkennend: She sleeps in a hotel.

Slide 11 - Open question

Ontkenningen (nee zeggen)
Bij de (hulp) werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must zet je not achter dit (hulp) werkwoord.

I am crazy --> I am not crazy
They could save them --> They couldn't save them

Slide 12 - Slide

Ontkenningen (nee zeggen)
Bij de overige werkwoorden: gebruik je do

- You ate the cookies! --> You didn't eat the cookies.
- He steals money --> He doesn't steal money.
 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Slide 13 - Slide

Vraagwoorden
Vraagwoorden staan altijd aan het begin van de zin.
Vraagwoorden: who; what; when; why; how; which; where

Who knows the answer?
Which way do we need to go?
How much is the fish?

Slide 14 - Slide

Exercise 25
2 When is the film playing?
3 How much is a ticket? How much does a ticket cost?
4 What is the film called? What is the title of the film?
5 Where is the film shown? Where is the film played?
6 What time does the film start?





Slide 15 - Slide

Exercise 26
1 Could we ask her to join us?
2 Does he like this band?
3 Didn’t she tell us to get the tickets?
4 Haven’t I seen this film before?
5 Do they really love that actor?
6 Didn’t dad give us some money to buy the tickets?




Slide 16 - Slide

Exercise 27
1 Are you looking forward to tonight?
2 What do you mean?
3 You haven’t forgotten
4 could you help me out
5 I haven’t got a clue.
6 do(n’t) you remember we ordered tickets weeks ago
7 Is your memory coming back
8 How could you forget



Slide 17 - Slide

Wat hebben we herhaald?
Vragen en ontkenningen maken:
- Bij vragen gebruik je vaak (maar niet altijd) het hulpwerkwoord do. Dit woord zet je aan het begin van de zin. Heb je al een hulpwerkwoord in de zin staan (be,can,have got, will, should), dan zet je dit werkwoord vooraan.

- Bij ontkenningen gebruik je vaak (maar niet altijd) het hulpwerkwoord do. Hier zet je dan not achter. Heb je al een hulpwerkwoord in de zin staan dan zet je not achter dit hulpwerkwoord.

Slide 18 - Slide

Voor vandaag klaar met oefenen?
- Oefen met de gesprekjes van Language Village
- English Essentials (via Magister Leermiddelen)
- Stepping Stones online (via Magister Leermiddelen)
   

Slide 19 - Slide