This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Beschrijf je droomvakantie
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het eind van de les kun je bijvoeglijke naamwoorden gebruiken om een droomvakantie te beschrijven.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over bijvoeglijke naamwoorden in het Engels?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die eigenschappen beschrijven van een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: een mooie zonsondergang, een groot zwembad.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en geef voorbeelden.
Soorten bijvoeglijke naamwoorden
Er zijn verschillende soorten bijvoeglijke naamwoorden, zoals kleur (blue sky), grootte (big hotel), vorm (round table) en herkomst (Italian pizza).
Slide 5 - Slide
Noem en leg de verschillende soorten bijvoeglijke naamwoorden uit.
Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden die een relatie aangeven tussen een zelfstandig naamwoord en een ander woord in de zin. Bijvoorbeeld: in (in the hotel), op (on the beach), bij (at the restaurant).
Slide 6 - Slide
Leg de functie van voorzetsels uit.
Vocabulaire: locaties
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om te beschrijven hoe locaties eruitzien en voelen. Bijvoorbeeld: a beautiful beach, a peaceful park.
Slide 7 - Slide
Geef vocabulaire gericht op locaties in de toeristische branche. Laat de studenten oefenen door zelf beschrijvende zinnen te maken.
Vocabulaire: activiteiten
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om te beschrijven hoe activiteiten zijn. Bijvoorbeeld: a thrilling rollercoaster, a relaxing massage.
Slide 8 - Slide
Geef vocabulaire gericht op activiteiten in de toeristische branche. Laat de studenten oefenen door zelf beschrijvende zinnen te maken.
Vocabulaire: eten en drinken
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om te beschrijven hoe eten en drinken smaakt en eruitziet. Bijvoorbeeld: a delicious pizza, a refreshing cocktail.
Slide 9 - Slide
Geef vocabulaire gericht op eten en drinken in de toeristische branche. Laat de studenten oefenen door zelf beschrijvende zinnen te maken.
Oefening
Beschrijf je droomvakantie met behulp van bijvoeglijke naamwoorden. Gebruik minstens vijf bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 10 - Slide
Laat de studenten individueel of in groepjes werken en hun droomvakantie beschrijven met behulp van de geleerde bijvoeglijke naamwoorden. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal en geef feedback.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.