2V Boekensushi / info boekenpitch / H1 spelling

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Ik heb kennisgemaakt met verschillende boeken die ik zou kunnen lezen voor de boekenpitch.
  • Ik weet wanneer ik de boekenpitch moet houden en de PowerPointpresentatie in Peppels moet inleveren. 
  • Ik weet op welke onderdelen ik tijdens de boekenpitch zal worden beoordeeld. 
  • Ik weet wanneer ik de leestekens komma, puntkomma, dubbele punt en punt moet gebruiken. 
  • Ik kan de leestekens komma, puntkomma, dubbele punt en punt op het juiste moment gebruiken. 

Slide 2 - Slide

Boekensushi
  • Je gaat kennismaken met 3 verschillende boeken.
  • 2 min: in stilte bladeren, de achterkant of paar blz. lezen.
  • Na 2 min. draaien de boeken door en blijf jij zitten. 
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Ik heb kennisgemaakt met boeken die ik nog niet kende
Ik kende ze allemaal
1 nieuw boek
2 nieuwe boeken
Alle boeken waren voor mij nieuw

Slide 4 - Poll

Zat er een boek tussen dat je zou willen lezen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Boekenpitch
  • 2va 19 april / 2vb 20 april
  • 3 min.
  • PowerPoint ter ondersteuning (14 april inleveren in Peppels).
  • Gebruik format van je docent met 6 dia's en 30 sec. per dia.  
  • Let op de rubric in de voorbereiding van je presentatie. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bepaal met je groep hoeveel punten je zou geven voor stemgebruik.
0 punten
1 punt
2 punten
3 punten

Slide 8 - Poll

Wanneer gebruik je een komma in een zin?

Slide 9 - Mind map

Leestekens
  • Punt: einde van een zin met 1 mededeling.
  • Komma: tussen twee persoonsvormen (samengestelde zin), vóór voegwoorden (want, maar, omdat, etc.) en bij opsommingen. 
  • Puntkomma: sterk samenhangende zin die ook als twee losse zinnen kan worden opgeschreven, langere opsommingen. 
  • Dubbele punt: als je een toelichting geeft op de eerste zin, voor citaat. 

Slide 10 - Slide

Voorbeelden
  • Ik heb een fijn weekend gehad, want ik heb veel in de zon gezeten. 
  • Ik heb een fijn weekend gehad; ik heb veel in de zon gezeten.  
  • Ik heb een fijn weekend gehad: ik heb veel in de zon gezeten. 
  • Mevrouw Valencia zei: 'Ik heb een fijn weekend gehad, want ik heb veel in de zon gezeten.' 

Slide 11 - Slide

Neem de volgende zin over met zorg voor spelling en zet het juiste leesteken op de juiste plaats.

ik heb een sportief weekend gehad ik heb een hardlooprecord gehaald

Slide 12 - Open question

Wat gaat er mis in deze zin:
Ik heb nog geen boek gekozen omdat, ik niet van lezen houd.

Slide 13 - Open question

Voorbereiding volgende les
  • Neem je favoriete boek / tijdschrift mee naar de les. 

Slide 14 - Slide