Hebben jullie onderdelen die je vandaag besproken wilt hebben
1 / 47
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hebben jullie onderdelen die je vandaag besproken wilt hebben
Slide 1 - Mind map
www2.cito.nl
Slide 2 - Link
Training thema 1, 2 en 3
HAVO 5
Slide 3 - Slide
Bij dit proces ontstaat ammoniak (NH3)
1
A
Anaërobe dissimilatie van glucose
B
Aërobe dissimilatie van glucose
C
Aërobe dissimilatie van eiwitten
D
Aërobe dissimilatie van vetten
Slide 4 - Quiz
De stikstofverbindingen die de wortelknolbacteriën leveren gebruiken planten voor voortgezette assimilatie. Voor het maken van welke stoffen heeft de plant deze verbindingen nodig? (2p)
2
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Koolhydraten en DNA
C
Vetten en koolhydraten
D
Eiwitten en DNA
Slide 5 - Quiz
Stofwisselingsprocessen
Voortgezette assimilatie is een voorbeeld van een stofwisselingsproces.
Alle stoffen die hierbij verbruikt worden of ontstaan kunnen we verdelen in organische en anorganische stoffen.
Slide 6 - Slide
3 Bepaal of de stoffen organisch of anorganisch zijn:
timer
1:00
Anorganisch
Organisch
Eiwit
Ureum
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof mono-oxide
Slide 7 - Drag question
Tijdens welk stofwisselingsproces worden uit anorganische stoffen organische stoffen gebouwd? (2p)
4
A
Voortgezette assimilatie
B
Anaerobe dissimilatie
C
Koolstofassimilatie
D
Aerobe dissimilatie
Slide 8 - Quiz
Opdracht 5
Op de volgende pagina zijn nog een aantal stofwisselingsprocessen afgebeeld.
Sleep de naam naar de daarbij horende afbeelding.
Slide 9 - Slide
timer
1:10
Aerobe dissimilatie
Alcoholgisting
Melkzuurgisting
Voortgezette assimilatie
Koolstofassimilatie
Slide 10 - Drag question
Suikers die in de bladcellen zijn gevormd, worden verspreid door de hele plant. Via welke vaten worden deze stoffen vervoerd naar de wortelknolletjes?
6
A
via de bastvaten
B
via de houtvaten
C
D
Slide 11 - Quiz
Opdracht 7
Bij sommige stofwisselingsprocessen wordt energie vastgelegd in de verbinding ATP en bij sommige wordt die energie gebruikt.
Sleep de stofwisselingsprocessen naar de juiste omzetting.
Slide 12 - Slide
timer
1:00
ATP wordt omgezet naar ADP
ADP wordt ATP
fotosynthese
voortgezette assimilatie
gisting
Aerobe dissimilatie
Slide 13 - Drag question
Door welke stoffen zijn deze zaden zo geschikt voor het gebruik in vleesvervangende voedingsmiddelen? (2p)
8
A
door essentiële aminozuren
B
door koolhydraten
C
door niet-essentiële vetzuren
D
door vezels
Slide 14 - Quiz
Lupine als vleesvervanger
Lupinezaden bevatten evenals sojabonen veel organische stoffen (zie tabel rechts).
Door welke stoffen zijn deze zaden zo geschikt voor het gebruik in vleesvervangende voedingsmiddelen?
Slide 15 - Slide
Door welke stoffen zijn deze zaden zo geschikt voor het gebruik in vleesvervangende voedingsmiddelen?
Slide 16 - Open question
Bouw van eiwitten
De essentiële aminozuren die men binnenkrijgt door het eten van de vleesvervangers worden in het lichaam gebruikt om eiwitten mee te bouwen.
Elk gen bevat de code voor de bouw van één eiwit.
Slide 17 - Slide
Elk gen bevat de code voor de bouw van één eiwit. Leg in 2 stappen uit hoe deze code wordt omgezet naar een eiwit (2p).
9
Slide 18 - Open question
Leg uit hoe een mutatie in een gen dat codeert voor een bepaald enzym, ertoe kan leiden dat het enzym onwerkzaam is (2p).
10
Slide 19 - Open question
Door genetische modificatie kunnen genen zijn ingebracht voor resistentie tegen ziekteverwekkers of resistentie tegen onkruidbestrijdingsmiddelen. In beide gevallen heeft een sojaboer een grotere teeltopbrengst. Leg uit hoe resistentie van sojaplanten tegen onkruidbestrijdingsmiddelen kan leiden tot een hogere soja-opbrengst (2p).
11
Slide 20 - Open question
structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase
Slide 21 - Drag question
Repressie bij prokaryoot (operon)
Slide 22 - Slide
Expressie bij prokaryoot (operon)
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Jos zegt dat bij soja en bij lupine dezelfde genen voor resistentie tegen een ziekteverwekker kunnen worden ingebracht. Marina merkt op dat een sojaplant zodanig genetisch gemodificeerd kan zijn, dat de plant resistent is tegen een ziekteverwekker én resistent is tegen een onkruidbestrijdingsmiddel. Wie doet of wie doen een juiste uitspraak? (2p)
14
A
geen van beiden
B
alleen Jos
C
alleen Marina
D
zowel Jos als Marina
Slide 25 - Quiz
Ook bacteriën hebben cirkelvormig DNA. Hoe heten deze structuren? (1p)
15
Slide 26 - Open question
Het eindproduct van de vertering van zetmeel is
A
amylose
B
maltose
C
glucose
D
lactose
Slide 27 - Quiz
Vertering
Zetmeel --> Glucose
Slide 28 - Slide
Welk voedingsmiddelen worden met behulp van bacteriën gemaakt?
A
yoghurt en bier
B
bier en brood
C
yoghurt en zuurkool
D
wijn en zuurkool
Slide 29 - Quiz
Deze hormonen worden in de alvleesklier gemaakt:
A
insuline, glucose, glycogeen
B
insuline, glycogeen en glucagon
C
insuline en glucagon
D
glucose, glycogeen en glucagon
Slide 30 - Quiz
Welke aminozuren MOETEN in de voeding aanwezig zijn?
A
essentiële aminozuren
B
niet-essentiële aminozuren
Slide 31 - Quiz
Pepsinogeen wordt in de maag zelf omgezet in actief pepsine. Waarom daar pas?
A
Het heeft geen functie in de maagwand
B
Er zijn geen eiwitten in de maagwand
C
Anders maakt het cellen van de maag stuk
Slide 32 - Quiz
Welke stof levert de meeste energie?
A
Vet
B
Eiwitten
C
Glucose
D
Koolhydraten
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er met enzymen wanneer ze bij een veel te hoge pH worden gezet?
A
enzymen raken onwerkzaam door vormverandering
B
enzymen raken onwerkzaam door stolling
C
Enzymen verweken
D
enzymen sterven af
Slide 34 - Quiz
Welke verteringsappen kunnen eiwitten verteren? Sleep alleen de verteringsappen die dat kunnen naar het vak.
Verteringsappen die eiwitten kunnen verteren
Alvleessap
Maagzuur
speeksel
darmsap
Gal
Slide 35 - Drag question
Vetbollen worden kleine vetbolletjes.
Je noemt dit ..... de stof die dit doet is ....
A
Peristaltiek ..... alvleessap
B
Vertering van vet .... speeksel
C
Emulgeren .....
gal
D
Klierwerking.....
alvleessap
Slide 36 - Quiz
Bij 37 graden zijn er meer enzymen y dan z gedenatureerd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quiz
Enzymen x, y, en z kunnen werkzaam zijn in een muis
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Welke bewering klopt? De stijging van de activiteit tussen P en Q komt doordat ..
A
... er meer enzymen bijkomen
B
... er per enzymmolecuul meer stof wordt omgezet
C
... er meer substraat bijkomt.
Slide 39 - Quiz
Je ziet hier een stukje dunne darm met een paar darmvlokken. Wat is de reden dat de dunne darm plooien en darmvlokken heeft?
A
Dan gaat de voedselbrij langzamer door de darm
B
Dat zorgt voor oppervlaktevergroting waardoor er meer plek is voor stofwisseling
C
Dat zorgt voor betere darmperistaltiek
D
Dat zorgt voor een betere mechanische vertering
Slide 40 - Quiz
enzym
verteringsproduct
voedingsstof
Slide 41 - Drag question
alvleesklier
maagsapklieren
lever
gal
pepsinogeen
lipase
amylase
Slide 42 - Drag question
De vertering van voedingsstoffen start in:
A
mondholte
B
maag
C
12-vingerige darm
D
dunne darm
Slide 43 - Quiz
In de afbeelding zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide
Slide 44 - Quiz
Als de lever teveel alcohol te verwerken krijgt, is er een grote kans op een leverbeschadiging. Welk proces in het darmkanaal kan minder goed verlopen als gevolg van een leverbeschadiging?
A
De darmperistaltiek.
B
De vertering van eiwitten.
C
De vertering van koolhydraten.
D
De vertering van de vetten.
Slide 45 - Quiz
Welk thema heeft voor jou nog het meeste aandacht nodig?