Week 20 - herhaling leva paragraaf 1 t/m 4

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • We gaan weer (ja weer) met begrijpend lezen (leesvaardigheid) aan de slag. 
  • Let op: dat noemen we dus NON-fictie. In tegenstelling tot fictie. Wat is fictie? Waarom heet het dan NON-fictie?
  • We gaan zaken herhalen die we eerder dit jaar hebben behandeld.

Slide 2 - Slide

Noem de vier woordraadstrategieën.

Slide 3 - Mind map

Woord met dezelfde betekenis
Legt in meer dan één woord de betekenis van een onbekend woord uit.
bijvoorbeeld, zoals
maar
echter
toch
woordenboek
synoniem

omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
Kun je het niet vinden?

Slide 4 - Drag question

Het is een groot dilemma, een probleemgeval, dat niet zomaar is op te lossen. 
Een docent is iemand die kennis en vaardigheden overdraagt aan leerlingen. 
Er zijn grondstoffen voor nodig, bijvoorbeeld aardolie, water en katoen. 
Mijn tante is erg eentonig, terwijl mijn oom boeiend kan vertellen. 
synoniem
omschrijving
voorbeeld
tegenstelling

Slide 5 - Drag question

Welke van de onderstaande omschrijvingen laat zien hoe je een onderwerp van de tekst moet omschrijven?
A
Een jongen en meisje zijn samen weggelopen.
B
Vis 17 jaar.
C
Konijnen kunnen heel erg hoog springen.
D
Wat te doen met drukte?

Slide 6 - Quiz

HOE en WAAR kan je het beste het onderwerp van een tekst vinden?

Slide 7 - Mind map

Welke van de onderstaande omschrijvingen laat zien hoe je een onderwerp van de tekst moet omschrijven?
A
Leerlingen worden steeds slimmer op school.
B
Verschillende soorten vakanties.
C
Waarom vinden we friet toch zo lekker?
D
De beste manier om te leren voor schoolwerk.

Slide 8 - Quiz

Welk leesdoel hoort bij welke uitleg?

Slide 9 - Slide


Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 10 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 11 - Quiz

Digitale leestoetsen oefenen
  • Jullie gaan nu drie oefenleestoetsen maken.
  • Dit is telkens één tekst met 11 vragen.
  • Jullie moeten de kennis die we net weer hebben opgehaald toepassen.
  • Zelf nakijken.
  • Eerder klaar? Pak je leesboek en ga rustig daarin lezen.

Slide 12 - Slide

Pak je spullen.

Slide 13 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • We gaan weer (ja weer) met begrijpend lezen (leesvaardigheid) aan de slag. 
  • Let op: dat noemen we dus NON-fictie. In tegenstelling tot fictie.
  • We gaan zaken herhalen die we eerder dit jaar hebben behandeld.

Slide 14 - Slide

Alinea’s en kernzinnen
Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit:
A
twee zinnen.
B
een inleiding, een kern en een slot.
C
een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
D
een paar plaatjes, zinnen en tussenkopjes die over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 15 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 16 - Quiz


Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 17 - Quiz

Wat is de bedoeling van de inleiding?
De inleiding is bedoeld om
A
de mening van de schrijver duidelijk te maken
B
een aantal deskundigen te introduceren
C
een uitleg te geven over de opbouw van de tekst
D
het onderwerp van de tekst aan te kondigen

Slide 18 - Quiz

Functies van het slot.
Wat is een functie of zijn functies van het slot?
A
een centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven
D
enkele personen introduceren

Slide 19 - Quiz

Lees het slot. Wat is de functie van het slot?

A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
D
een toekomstverwachting geven

Slide 20 - Quiz


wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van een onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Wat is het deelonderwerp alinea 2?
Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
artiestennaam
B
bedriegers
C
onveilig
D
praktisch

Slide 23 - Quiz

Leestoetsen oefenen
  • Jullie gaan nu oefenleestoetsen maken.
  • Dit is telkens één tekst met 11 vragen.
  • Jullie moeten de kennis die we net weer hebben opgehaald toepassen.
  • Vandaag kijk je de toets van een ander na.
  • Eerder klaar? Pak je leesboek en ga rustig daarin lezen totdat iedereen klaar is.

Slide 24 - Slide