Week 44 - herhaling leva 1e klas+stappenplan lezen

Pak je spullen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • We gaan weer (ja weer) met begrijpend lezen (leesvaardigheid) aan de slag. 
  • Let op: dat noemen we dus NON-fictie. In tegenstelling tot fictie. Wat is fictie? Waarom heet het dan NON-fictie?
  • We gaan zaken herhalen die we eerder vorig jaar hebben behandeld.
  • Daarna gaan jullie online met een tekst aan de slag!

Slide 2 - Slide

Woord met dezelfde betekenis
Legt in meer dan één woord de betekenis van een onbekend woord uit.
bijvoorbeeld, zoals
maar
echter
toch
woordenboek
synoniem

omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
Kun je het niet vinden?

Slide 3 - Drag question

Het is een groot dilemma, een probleemgeval, dat niet zomaar is op te lossen. 
Een docent is iemand die kennis en vaardigheden overdraagt aan leerlingen. 
Er zijn grondstoffen voor nodig, bijvoorbeeld aardolie, water en katoen. 
Mijn tante is erg eentonig, terwijl mijn oom boeiend kan vertellen. 
synoniem
omschrijving
voorbeeld
tegenstelling

Slide 4 - Drag question

Welke van de onderstaande omschrijvingen laat zien hoe je een onderwerp van de tekst moet omschrijven?
A
Een jongen en meisje zijn samen weggelopen.
B
Oude 33-jarige vis.
C
Konijnen kunnen heel erg hoog springen.
D
Wat te doen met drukte?

Slide 5 - Quiz

HOE en WAAR kan je het beste het onderwerp van een tekst vinden?

Slide 6 - Mind map


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 7 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen.
B
Honden troosten kinderen na een aanslag in de VS.
C
doden door stortbuien China
D
Kangoeroe huppelt door een weiland op Texel.

Slide 8 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, wat vrij uitzonderlijk is.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 9 - Quiz


Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 10 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 11 - Quiz

Alinea’s en kernzinnen
Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit:
A
twee zinnen.
B
een inleiding, een kern en een slot.
C
een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
D
een paar plaatjes, zinnen en tussenkopjes die over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 12 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 13 - Quiz


Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 14 - Quiz

Wat is de bedoeling van de inleiding?
De inleiding is bedoeld om
A
de mening van de schrijver duidelijk te maken
B
een aantal deskundigen te introduceren
C
een uitleg te geven over de opbouw van de tekst
D
het onderwerp van de tekst aan te kondigen

Slide 15 - Quiz

Functies van het slot.
Wat is een functie of zijn functies van het slot?
A
een centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven
D
enkele personen introduceren

Slide 16 - Quiz

Lees het slot. Wat is de functie van het slot?

A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
D
een toekomstverwachting geven

Slide 17 - Quiz


wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van een onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Wat is het deelonderwerp alinea 2?
Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
artiestennaam
B
bedriegers
C
onveilig
D
praktisch

Slide 20 - Quiz

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.

Slide 21 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • We gaan weer (ja weer) met begrijpend lezen (leesvaardigheid) aan de slag. 
  • Let op: dat noemen we dus NON-fictie. In tegenstelling tot fictie. Wat is fictie? Waarom heet het dan NON-fictie?
  • We gaan aan de slag met een stappenplan om een tekst te begrijpen.
  • Daarna gaan jullie met een tekst aan de slag!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Aan de slag
Ga aan de slag met cursus 1, paragraaf 2, opdracht 1 (in tweetallen).
Eerder klaar? Maak individueel opdracht 2.

Slide 24 - Slide