Week 1

WAW 

Een veilig pedagogisch klimaat

Periode 2

Week 1	Pedagogische vaardigheden voor kindgericht werken
Week 2	Pedagogische vaardigheden voor kindgericht werken
Week 3	Opvoeden: vaardigheden en stijlen
Week 4	Opvoeden: vaardigheden en stijlen
Week 5	Interactievaardigheden
Week 6	Interactievaardigheden
Week 7	Interactievaardigheden
Week 8	Presentaties Interactievaardigheden

Week 1 - Les 1

• De student weet wat de module inhoudt.
  
• De student weet waar de eindopdracht aan moet voldoen.
  
• De student weet wat ‘inleven’ betekent en hoe dit ‘respectvol’ toe te passen is in de praktijk.
  
• De student verdiept zich in de belevingswereld de doelgroep en sluit zijn/haar handelingen hierop aan.

Eindopdracht

• Poster maken van de interactie vaardigheden
• Presentatie van de poster

Pedagogische
vaardigheden?

Pedagogische vaardigheden

• Inleven
  
• Aansluiten
  
• Respect hebben
  
• Open en eerlijk zijn
  
• Aandacht hebben
  
• Vriendelijkheid
  
• Betrokkenheid
  
• Enthousiast en inspirerend zijn
  
• Band kunnen opbouwen
  
• Ruimte geven voor oefenen en zelfstandigheid
  

Inleven

Wat is dat nou eigenlijk?

• Inleven is je bewust zijn van de gevoelens en de behoeftes van een ander en hiermee rekening houden.
  
• Inleven betekent je verplaatsen in de positie van een ander.
  
• Inleven is zien wat bij de ander speelt (is hij verdrietig, opgefokt, moe?).
  
• Inleven is je gedrag afstemmen op de stemming van de ander.
  
• Inleven is laten merken dat je ziet wat bij de ander speelt.
  
• Inleven is begrip tonen.
  

Maar hoe houd je professionele afstand?

Maak opdracht 7.04 en 7.05 voor jezelf

Belevingswereld - Leefwereld

Wat is het verschil?

Maak opdracht 7.06

Respect

Kinderen zijn met andere dingen bezig dan jij. Ze vinden andere dingen belangrijk dan jij.

Respecteer waar het kind mee bezig is. 

Zie waar het kind mee bezig is.

Vind het belangrijk waar het kind mee bezig is.

Maak opdracht 7.08 en 7.09

Slot

- Wat was nieuw voor je?

- Wat is het meeste blijven hangen?

- Wat neem je mee naar je stage?

WAW 

Een veilig pedagogisch klimaat

Periode 2

Week 1	Pedagogische vaardigheden voor kindgericht werken
Week 2	Pedagogische vaardigheden voor kindgericht werken
Week 3	Opvoeden: vaardigheden en stijlen
Week 4	Opvoeden: vaardigheden en stijlen
Week 5	Interactievaardigheden
Week 6	Interactievaardigheden
Week 7	Interactievaardigheden
Week 8	Presentaties Interactievaardigheden

Week 1 - Les 2

• De student weet waar de grenzen liggen in open en eerlijk zijn in het begeleiden van kinderen.
• De student leert de kinderen kennen en begrijpen door het geven van werkelijke aandacht, inzet van vriendelijk- en betrokkenheid.

Open en eerlijk

Hoe doen we dat?

Maak opdracht 7.10 en 7.11

Open en eerlijk

• Je liegt niet tegen kinderen.
  
• Maar er is een grens aan openheid en eerlijkheid.
  
• Het is onveilig als je al te openhartig bent.
  
• Je kunt kinderen niet alles vertellen wat in jouw leven speelt.
  
• Je kunt niet alles vertellen wat er in de wereld speelt.
  
• Dat begrijpen ze niet of je belast ze met dingen waar ze nog niet aan toe zijn.
  

Aandacht geven

• Waarom is aandacht geven belangrijk?
• Wat betekent echte aandacht?
• Wat gebeurt er als je onvoldoende aandacht geeft?

Maak opdracht 7.13

Aandacht

• Ieder kind heeft aandacht nodig.
  
• Ieder kind heeft recht op aandacht.
  
• Aandacht geven = volledig aanwezig zijn.
  
• Niet ondertussen met andere dingen bezig zijn.
  
• Werkelijke aandacht is kijken en luisteren en werkelijk zien en horen.
  

Vriendelijk

Geïnteresseerd

Geduldig

Aardig

Het ene kind ligt je beter dan het andere.  Dat is niet te vermijden en dat mag ook.

Wat niet mag is dat de kinderen dat merken.

Aan het werk = altijd vriendelijk.

Ook als je een keer chagrijnig bent of niet goed geslapen hebt. As het de hele middag regent, of als je gewoon geen zin hebt. Je blijft vriendelijk en geduldig. Dat hoort bij je werk.

Betrokkenheid

Betrokkenheid

Betrokkenheid = verbonden voelen.

Betrokkenheid = de kinderen belangrijk vinden.

Betrokkenheid = moeite doen om ze te leren kennen en begrijpen.

Betrokkenheid zorgt ervoor dat je je goed kunt afstemmen op het kind.

Betrokkenheid zorgt ervoor dat je het antwoord weet op de vraag: ‘wat heeft dit kind nodig?’

Betrokkenheid heeft een goede invloed op het welbevinden van een kind.

Betrokkenheid zorgt ervoor dat een kind zich gezien en gehoord voelt.

Betrokkenheid zorgt ervoor dat een kind zich veilig voelt.

Betrokkenheid versterkt de band tussen jou en het kind.

Betrokkenheid werkt positief op de sfeer in de groep.

Maak opdracht 7.16

Slot

- Wat was nieuw voor je?

- Wat is het meeste blijven hangen?

- Wat neem je mee naar je stage?