Free Walking Tour, clase 5

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Free Walking Tour

Clase 5

Programa de hoy

• Video: mi barrio
• Preguntas y respuestas
• El adjetivo: explicación - video
• Los colores
• A practicar con el adjetivo y los colores
• (Vocabulario: la ciudad - lugares y edificios)

Preguntas

Bekijk de plaatjes. Wat betekenen de vraagwoorden?

Preguntas generales

¿Cómo te llamas?

¿Cuántos años tienes?

¿De dónde eres?

¿Dónde vives?

¿Cómo estás?

¿Qué tal?

Me llamo Elisa.

Tengo 15 años.

Soy de Holanda.

Vivo en Arnhem.

¡Muy bien!

¡Muy bien!

Welke vragen kun je tijdens een Free Walking Tour stellen die beginnen met een vraagwoord?

Wat zeg je in de volgende situaties? 

zie opdracht 'pregunta y respuesta' in Teams 

1. Iemand stelt je een vraag. Je begrijpt de vraag niet.

2. Iemand stelt je een vraag. Je begrijpt de vraag wel, maar het antwoord niet.

3. De persoon met wie je praat spreekt veel te snel.

4. Je hebt de vraag niet goed verstaan en wilt hem nog eens horen.

5. Je wilt iets zeggen in het Spaans, maar weet het juiste woord niet.

6. Je begrijpt een woord niet en wilt vragen om de betekenis.

 ¿Cómo se dice … en español?

- ¿Puedes hablar más despacio?

- ¿Puedes repetir la pregunta?

- ¿Qué significa?

- No lo entiendo.

- No lo sé.

Kies uit de volgende Spaanse zinnen:

- ¿Cómo se dice … en español?

- ¿Puedes hablar más despacio?

- ¿Puedes repetir la pregunta?

- ¿Qué significa?

- No lo entiendo.

- No lo sé.

Antwoorden:

5- ¿Cómo se dice … en español?

3- ¿Puedes hablar más despacio?

4- ¿Puedes repetir la pregunta?

6- ¿Qué significa?

1- No lo entiendo.

2- No lo sé.

00:26

¿Dónde vive Alberto?

00:30

Alberto vive muy cerca de....

00:44

¿Cómo se llama el barrio de Alberto?

00:49

¿La vila olímpica está cerca del mar?

01:32

¿Qué puedes hacer en el parque la Ciutadella?

1. pasear, caminar
2. nadar
3. descansar, relajar
4. hacer compras

01:47

Van welke vervoersmiddelen kun je gebruik maken in deze buurt?

1. autobuses
2. bicicletas
3. metro, tranvía
4. avión

02:01

Wat is een populair vervoersmiddel in heel Barcelona?

1. El coche
2. Las bicicletas
3. El metro

02:53

¿Qué hay en el barrio de Alberto?

03:53

¿Qué puedes hacer en el paseo marítimo/en la playa?

1. Comer paella
2. hacer deportes, quedar con amigos, disfrutar de las vistas
3. Alquilar un barco

04:26

Wat vindt Alberto niet leuk aan zijn wijk?

1. Dat de flats behoorlijk duur zijn
2. Het lawaai van het verkeer
3. Dat er zoveel bomen zijn
4. Dat er zoveel kinderen wonen

Video: welke bijvoeglijke naamwoorden hoor je bij capital, ciudad en centro?

Los colores

Rojo                            amarillo              rosa

naranja                      marrón               azul 

negro                          verde                  gris  

blanco                       violeta                                                    

Kleuren gedragen zich als bijvoeglijk naamwoorden. 

Let op: sommige kleurbenamingen zijn onveranderlijk 

los colores

y..... blanco/a - gris - 

¡Ojo!

Bijvoeglijke nmw. die oorspronkelijk een zelfst. nmw. zijn, (rosa, naranja, violeta) hebben géén mannelijke vorm maar wel een meervoudsvorm. 

un lápiz rosa        - dos lapices rosas

un pulpo violeta - dos pulpos violetas

 

Ejercicios con los  colores

Ejercicios 1, 2, 3 y 5

www.profedeele.es

www.profedeele.es

Los lugares en la ciudad

Vocabulario - ¡A practicar!

Lugares - ciudad

aprenderespanol.org