H6 - ww in samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat weet je nog van de vorige paragrafen over 'woordsoorten'?

werkwoorden in samengestelde zinnen

paragraaf 12

2 thavo

Deze woordsoorten hebben we tot nu toe behandeld:

Paragraaf 4: Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Paragraaf 6: zelfstandig werkwoord,  hulpwerkwoord

Paragraaf 8: telwoorden

Paragraaf 10: voegwoorden 

Wat is het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord?

Schrijf twee persoonlijke voornaamwoorden op.

Schrijf twee bezittelijke voornaamwoorden op.

Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in een zin en 1 hulpwerkwoord.

1. waar
2. niet waar

Welke 2 soorten telwoorden zijn er ook alweer?

Vijfde

1. Onbepaald rangtelwoord
2. Bepaald rangtelwoord
3. Onbepaald hoofdtelwoord
4. Bepaald hoofdtelwoord

Middelste

1. Bepaald hoofdtelwoord
2. Onbepaald hoofdtelwoord
3. Bepaald rangtelwoord
4. Onbepaald rangtelwoord

Welke twee voegwoorden onderscheiden we?

Een nevenschikkend voegwoord verbindt een hoofdzin met een bijzin.

1. waar
2. niet waar

Een voorbeeld van een onderschikkend voegwoord is: zodat.

1. Waar
2. Niet waar

 werkwoorden in samengestelde zinnen

Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm.

Hij moet hard leren voor de toets.

Een samengestelde zin bestaat uit meer dan één zin. Elke zin heeft zijn eigen persoonsvorm.

Hij leert hard, maar hij haalt nooit een hoog cijfer.

Werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen 

• Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. 

Als scholieren blijven klagen over hun loon bij deze supermarkt, zal de directie de lonen moeten verhogen,.

Zin 1: Als scholieren blijven klagen over hun loon bij de supermarkt. 

Zin 2: Zal de directie de lonen moeten verhogen. 

 

Zin 1 ontleed

Zin 1: Als scholieren blijven klagen over hun loon bij de supermarkt. 

Blijven = hww

Klagen = zww

Zin 2 ontleed

Zin 2: Zal de directie de lonen moeten verhogen. 

Zal = hww

Moeten = hww

Verhogen = zww