What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
T3 zinsontleding
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Herzlich Willkommen!
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Herzlich Willkommen!
Slide 1 - Slide
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Lernziele:
Je weet wat zinsontleding betekent
Je weet wat het onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp van de zin is
Slide 2 - Slide
Zinsontleding?
Slide 3 - Mind map
Naamvallen?
Slide 4 - Mind map
Kapitel 4: zinsontleding
H
et kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen.
geeft = gezegde
Wie/wat geeft? - het kind =
het onderwerp
Wat/wie geeft het kind? - een bos bloemen =
het lijdend voorwerp
Aan wie geeft het kind een bos bloemen? - de lieve vrouw =
het meewerkend voorwerp
In het Duits staat ieder zinsdeel in een naamval.
Slide 5 - Slide
Kapitel 4: zinsontleding
In het Duits:
Wie/wat + gezegde =
het onderwerp (1e naamval)
Wat + gezegde + onderwerp =
het lijdend voorwerp (4e naamval)
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp =
het meewerkend voorwerp (3e naamval)
Het Duits heeft ook een 2e naamval. Die geeft een bezitsrelatie aan. Dit leer je in de bovenbouw.
Slide 6 - Slide
Kapitel 4: zinsontleding
Ich backe eine Torte.
Ontleed de bovenstaande zin.
backe = gezegde
Wie/wat backe? - Ich =
het onderwerp
Wat backe ich? - eine Torte =
het lijdend voorwerp
Slide 7 - Slide
Kapitel 4: zinsontleding
Andere manier is de HIJ/HEM-regel.
Kun je het zinsdeel veranderen door HIJ =
het onderwerp (1e naamval)
Kun je het zinsdeel veranderen door HEM =
het lijdend voorwerp (4e naamval)
Kun je het zinsdeel veranderen door Aan/voor HEM =
het meewerkend voorwerp (3e naamval)
Slide 8 - Slide
Kapitel 4: zinsontleding
Der Mann
gibt
der Frau
einen Kuss.
HIJ
AAN HEM
HEM
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval
Slide 9 - Slide
Vandaag eet ik geen vlees.
Wat is 'ik' in de zin?
Slide 10 - Open question
Ik heb genoeg brood.
Wat is 'genoeg brood' in de zin?
Slide 11 - Open question
Wil je de kerktoren beklimmen?
Wat is 'de kerktoren' in de zin?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Tschüs-Ticket!
De drie leerdoelen van vandaag.
Al gehaald tijdens les?
Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?
Slide 14 - Slide
Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!
Slide 15 - Quiz
Je kent het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en kunt dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!
Slide 16 - Quiz
Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
T3 zinsontleding
May 2024
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
H/V2: W.03 WH Gr A uitleg - zinsontleding
January 2021
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
HNE Duits H3 Kap2, 3e
January 2024
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kapitel 3: Grammatik ontleden
January 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Kapitel 3: Grammatik ontleden deel 1
January 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2