Unit 1 - Personal Pronouns, TO BE & A/An

to English class 👋🏻
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

to English class 👋🏻

Slide 1 - Slide

GOALS:
at the end of today's English class, you'll know the difference between a personal and possessive pronoun, how to use the forms of the verb to be and when to use a or an..

Slide 2 - Slide

TO BE
+
-
?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

TO BE
I
You
She/He/It
We
You
They
are
are
are
is
am
are

Slide 5 - Drag question


Peter .... a very nice boy.
A
am
B
is
C
are

Slide 6 - Quiz


My team and I .... the best football players!
A
am
B
is
C
are

Slide 7 - Quiz


I ... happy! (last one)
A
am
B
is
C
are

Slide 8 - Quiz

Finish exercise 10 & 12
Maak opdracht 10 & 12
timer
7:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding).

Het meisje loopt  -   She walks
De jongen loopt   -   He walks
De kat loopt         -   It walks

Slide 11 - Slide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 12 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 13 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 14 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 15 - Quiz

I
You
He
She
It
We
They
Our
Her
Its
My
Their
His
Your

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

A & AN
When do we use a and when an? Listen to this song and tell me..

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Wat is de Nederlandse betekenis
van A en AN?

Slide 20 - Open question

Leg uit. Wanneer gebruik je A en wanneer AN?

Slide 21 - Open question

A & AN = EEN
  A gebruik je wanneer het woord erna begint met een    
  medeklinker, zoals de b, k, p, s en v.

  AN gebruik je wanneer het woord erna begint met een klinker, 
  zoals de a, o en i.

Slide 22 - Slide

A & AN = EEN

Het gaat om uitspraak..

Het is niet an unicorn, maar a unicorn..
Het is niet a hour, maar an hour..
LET OP!
a junicorn
an our

Slide 23 - Slide


... magazine
A
A
B
An

Slide 24 - Quiz


... umbrella
A
A
B
An

Slide 25 - Quiz


... aunt
A
A
B
An

Slide 26 - Quiz


... hamster
A
A
B
An

Slide 27 - Quiz



Slide 28 - Slide