DO lesdeel 4 (laatste)

• Nederlands

WELKOM 2HA

• Neem plaats.
• Pak alvast een pen.

1. De eerste drie lesdelen kort halen.

2. Spellen volgens een zelf gekozen spellingmethode.

3. Oefenen met werkwoordspelling.

4. Reflecteren.

Wat gaan we vandaag doen?

Wat weet je nog van de vorige drie
lesdelen over werkwoordspelling?

De drie basisregels van  werkwoordspelling

Kijk naar de tijd waarin de zin staat. De volgende stap is het vinden van

de persoonsvorm (zet de zin in een andere tijd). Na het bepalen van de tijd en de persoonvorm zoek je het onderwerp. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?' 

De verschillende spellingstrategieën

Je kunt op allerlei verschillende manieren spellen. Zo kun je spellen op gevoel: je spelt een woord omdat 'het er goed uitziet' en voert niet bewust de regels uit. Je kunt ook spellen op woordfrequentie of een grammaticale analyse maken. Tenslotte gebruik je bij de algoritmische methode een stappenplan om tot de juiste spellingvorm te komen. 

Oefenen

Maak de werkwoordpuzzel. De eerste drie opdrachten doen we samen.

Neem voordat je begint nog eens rustig de drie basisregels en de spellingstrategieën door.

Bespreken

Vergelijk jouw spelling met je buurman of buurvrouw. Formuleer voor jezelf een antwoord op de vraag:

'Hoe ging je te werk om tot een juiste spellingvorm te komen?'

'Welke spellingstrategie heb jij gebruikt tijdens het maken van de werkwoordpuzzel?'

Reflecteren

Blik terug op wat we deze les hebben gedaan en vul de enquête in.

De link naar de vragenlijst vind je op Magister bij het huiswerk voor deze les.

Ben je bewuster geworden van jouw gedachtegang bij werkwoordspelling? Waarom wel of niet?

• Je hebt nogmaals geoefend met de spellingstrategieën. 
• Je hebt je antwoorden van lesdeel 1 vergeleken met je nieuwe antwoorden. 
• Je kunt uitleggen hoe jij te werk gaat bij een opdracht over werkwoordspelling.

Lesdoelen