Het vervoegen van regelmatige werkwoorden (verbos regulares) in de tegenwoordige tijd (presente).
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
El presente
Het vervoegen van regelmatige werkwoorden (verbos regulares) in de tegenwoordige tijd (presente).
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Welke vervoeging van het werkwoord vivir hoort op de lege plaats in de zin? Mis padres _____ en Argentina.
A
vives
B
vivimos
C
vivís
D
viven
Slide 3 - Quiz
Welke vervoeging van het werkwoord trabajar hoort op de lege plaats in de zin? Mi tío _____ como profesor.
A
trabajo
B
trabajas
C
trabaja
D
trabajamos
Slide 4 - Quiz
Welke vervoeging van het werkwoord escribir hoort op de lege plaats in de zin? Tú y tu madre _____ una carta.
A
escribimos
B
escribís
C
escriben
D
escribes
Slide 5 - Quiz
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Yo _____ (comer) un bocadillo.
Slide 6 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Mis abuelos _____ (vender) coches.
Slide 7 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Normalmente ____ (tú, hablar) holandés, pero hoy no.
Slide 8 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? La prima de Adela siempre _____ (leer) libros en español.
Slide 9 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Tú y tu primo ______ (dibujar) todos los días.
Slide 10 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Nosotros ______ (necesitar) una servilleta.
Slide 11 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Mi primo y yo _______ (vivir) juntos.
Slide 12 - Open question
Welke vervoeging hoort er op de open plek? Tú siempre ______ (escribir) sobre tu profesión.
Slide 13 - Open question
¿Cómo te fue en esta clase? Hoe ging deze les je af?
A
Muy bien
B
Bien
C
Normal
D
Mal
Slide 14 - Quiz
Lees de onderstaande leerdoelen nog eens en geef aan in hoeverre je ze hebt behaald: Aan het einde van de les: 1. Kan ik de 3 uitgangen van werkwoorden in het Spaans benoemen; 2. Weet ik hoe regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijdworden vervoegd in het Spaans én kan ik dit juist toepassen (evt. met behulp van aantekening).
A
1 wel, 2 nog niet
B
2 nog niet, 1 wel
C
1 en 2 behaald
D
1 en 2 nog niet behaald
Slide 15 - Quiz
Heb je nog vragen over dit onderwerp? Zo ja, welke vragen heb je?