Fuente E + F

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat moet je leren?

1. Vocabulairelijst 1.1 en 1.2 (pág. 27)

2. Bron D (Leerblad)

El ejercicio 8, 9, 10 y 11 en la página 13-15 en tu libro de trabajo.

Herhaling & (lid)woorden

Zijn deze woorden mannelijk of vrouwelijk? 

1. Chica.
2. Hotel.
3. Canción.
4. Camping.
5. Amigo. 
6. Amistad.
7. Coche.

Herhaling & (lid)woorden

Zet het juiste lidwoord (de, het) in. 

1. __________ chica.
2. __________ hotel.
3. __________ canción.
4. __________ camping.
5. __________ amigo. 
6. __________ amistad.
7. __________ coche.

Herhaling & (lid)woorden

Zet de volgende woorden in het meervoud. 

1. Chica.
2. Hotel.
3. Canción.
4. Camping.
5. Amigo. 
6. Amistad.
7. Coche.

Herhaling & (lid)woorden

Zet het juiste lidwoord (een) in. 

1. __________ chicas.
2. __________ hoteles.
3. __________ canciones.
4. __________ campings.
5. __________ amigos. 
6. __________ amistades.
7. __________ coches.

Wat weet je al?

Haz el ejercicio 12BC+13AB

en la página 15-16 en tu libro de trabajo.

Wat moet je leren?

1. Vocabulairelijst 1.1 en 1.2 (pág. 27)

2. Blad over (lid)woorden 

Volgende les: SO! 

Ejemplo...

Chico 

Hermana

Hotel

Canción

Amistad

Tekst voorlezen en opdracht 14 maken. 

Haz el ejercicio 15 en la página 17 

en tu libro de trabajo.

¡A traducir! 

1.  ¡Buenas noches!
2. Me llamo Alejandro.
3. Soy el presentador
4. ¿Dónde vives?
5. Vivo en ...
6. ¿Cuántos años tienes?
7. Tengo ... años.
8. ¡Gracias, Lucía!
9. ¿De dónde eres?
10. ¡Bien hecho! 

Voorbereiding

Ben je klaar? 

Pak je tekstboek en lees bron F. 

Zoek de woorden die je al (her)kent. 

#voorkennis 

¿Qué tal?

¿Cómo te llamas?

¿Cuántos años tienes?

¿Dónde vives?

¿Hablas español?

¿Eres español / española?

Wat denk je dat deze vraagzinnen betekenen? Wat voor antwoorden zou je geven? 

EXTRA

Extra lesonderdelen.

Herhaling & (lid)woorden

Welke lidwoorden hebben we in het Spaans?

Welke woorden zijn vrouwelijk en welke mannelijk?

Español & tips om beter te leren

1. Leer minstens op vier verschillende momenten.
   
2. Leer max. 15 minuten per keer.
   
3. Overlezen is niet genoeg, schrijf het op.
   
4. Let op accenten, mannelijk-vrouwelijk en
   

enkelvoud-meervoud.

1. 
   

Manieren om zinnen te leren

1. Zinnen opschrijven
2. Via Quizlet/ WRTS oefenen
3. Ezelbruggetje bedenken
4. Flexkaarten gebruiken 
   
5. Eerst de woordjes leren,
   dan de zinnen.

Zinnentjes leren

1. Zinnen bedekken met papier en zinnen opschrijven.
2. Zinnen op WRTS/Quizlet zetten en overhoren.
3. Iemand anders overhoort je en jij schrift zinnen op.
   
   

Tip: schrijf het op! 

Quizlet 

https://quizlet.com/_by2ofy?x=1qqt&i=4i8w3w