Winstberekening (1.5 Verkoopcijfers)

Winstberekening
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Winstberekening

Slide 1 - Slide

Programma
Wat heb ik vorige keer geleerd?
Nakijken opgaven.
Wat ga ik vandaag leren?
Uitleg
Maken opgaven.
Afsluiten

Slide 2 - Slide

In mei heb je aan omzet €420.000. De brutowinst is €175.000
Bereken de inkoopwaarde van de omzet

A
€245.000
B
€265.000
C
€285.000
D
€293.000

Slide 3 - Quiz

De inkoopwaarde van de omzet kan je berekenen door:
A
Omzet - Brutowinst
B
inkoopprijs x omzet
C
Omzet - Nettowinst
D
Verkoopprijs x afzet

Slide 4 - Quiz

Wat houdt je over als je de inkoopwaarde van de omzet afhaalt?
A
Consumentenomzet
B
Nettowinst
C
Brutowinst

Slide 5 - Quiz

Opgaves nakijken
Opgaves 21 t/m 25

Slide 6 - Slide

Lesdoel
Na deze les kan ik de inkoopwaarde van de verkopen uitrekenen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Verwerken
Opgaven 26 t/m 32
10 minuten
Nakijken
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten

Slide 12 - Quiz

Je verkoopt 100 appeltaartenvoor €3,-.
Inkoop van de appeltaart is €1,-.
Overige kosten €100,-.
Wat is je netto winst?

A
300-200=100
B
€3-€1-€100=€-96,- verlies + 300 afzet = €204,- winst
C
Afzet - inkoop + overige kosten= €200,-
D
Afzet-inkoop-overige kosten = €100,-

Slide 13 - Quiz

Einde les!

Slide 14 - Slide