Semana 43

• Spaans
• WO
• Studiejaar 2

Mevrouw de Cuba

¿Cómo estás hoy?
Hoe gaat het vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Las reglas de salón de clases/ klasseregels

1. Bij binnenkomst spullen op tafel: Boek, laptop, pen en schrift.
2. Geen mobieltjes in de klas
3. Als ik praat, zijn jullie stil
4. Steek je hand op als je iets wilt zeggen
5. Niet aan elkaar of elkaars spullen zitten

¿Qué vamos a hacer hoy? 

(Wat gaan wij vandaag doen?)

Oefenen: Samenvatting Unidad 1
1. De tegenwoordige tijd van de werkwoorden Hablar, Llamarse, Ser y Tener.
2. Bepaalde en onbepaalde lidwoorden + meervoud van zelfstandig naamwoorden maken. 

3. Bijvoeglijke naamwoorden.

4. Beschrijving van het uiterlijk.

5. Nationaliteit aangeven.

6. HUISWERK.

.

Objetivos (Leerdoelen)

Na deze les kun/ken je...

1. Jezelf voorstellen (naam. leeftijd, stad) geboortedatum.

2. Andere mensen voorstellen (land, nationaliteiten, talen).

3. Beschrijving van het uiterlijk. 

Maak de volgende sleepvragen zonder in je woordenlijst te kijken!

Repaso

cuándo

quién (es)

cuál (es)

dónde

cómo

cuánto(a/os/as)

hoe

waar

hoeveel

wie

welk/wat

wanneer

   Leerdoel

Ik ken de tegenwoordige tijd van de werkwoorden Hablar, Llamarse, Ser y Tener.

En jij?

Ik ben

Hoe heet u?

Ik heet

En u?

Hoe heet jij?

¿Cómo te llamas?

¿Y usted?

Me llamo

¿Y tú?

¿Cómo se llama?

Yo soy

¿Cómo se llama?

¿Y tú?

Yo soy

Me llamo

¿Y usted?

¿Cómo te llamas?

En u?

Ik heet

Ik ben

Hoe heet u?

Hoe heet jij?

En jij?

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 

¿

soy

llamas

se

te

?

cómo

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 

¿

soy

llamas

se

llama

?

cómo

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 

me

tú

soy

se

llamo

cómo

   Leerdoel

Ik weet wanneer ik ser, tener, llamarse en hablar gebruik.

Teun ______ en la clase.

Vera __________ una chica española.

TENER / SER / HABLAR

Teun ______ en la clase.

Vera es una chica española.

TENER/ SER / HABLAR

Teun ______ en la clase.

Jaymie ______ el pelo rizo y rubio.

TENER / SER / HABLAR

Teun ______ en la clase.

Jaymie tiene el pelo rizo y rubio.

TENER/ SER / HABLAR

Teun ______ en la clase.

________ francés.

TENER/ SER / HABLAR

Teun ______ en la clase.

Habla/ es francés.

TENER/ SER / HABLAR

LOS ADJETIVOS

Eerst gaan nog een keer los adjetivos herhalen!

Los adjetivos

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

   Leerdoel

Ik ken de bijvoeglijk naamwoorden en het uiterlijk van mijnzelf en iemand anders beschrijven.

( pequeño        grande, largo       corto, gordo      delgado)

≠

≠

≠

het bijvoeglijk naamwoord

La casa bonita.      Het mooie huis.

El coche bonito.    De mooie auto.

Los coches bonitos.    De mooie auto's

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op

 

-O

-L

-AJE

-OR:

zijn meestal mannelijk

        Zelfstandige naamwoorden die                               eindigen op

                                           - A

                                          -SIÓN

                                           -CIÓN

                                            -DAD

                                         -TAD

-                              - ED

          zijn meestal vrouwelijk

Welke lichaamsdelen weet je nog?

la boca

la mano

el cuello

la oreja

el pie

la nariz

Geef leerlingen een beurt om het goede lichaamsdeel naar de juiste Engelse naam te slepen of laat ze op hun eigen apparaat meedoen.

Sleep de woorden naar de juiste lichaamsdelen.

oído

náriz

boca

mano

pie

cuello

ojo

pelo

pierna

brazo

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.

amarillo

azul

negro

gris

rojo

verde

blanco

naranja

rosa

marrón

Welke bijvoeglijke naamwoorden hebben dezelfde mannelijke en vrouwelijk vorm? 

dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk

grande

verde

azul

rubio

delgada

pequeño

Sleep het verkeerde bijvoeglijk naamwoord naar de prullenbak.

2. Jaime es                                                      . Solo una ensalada y una fruta.

1. Jaime es tranquilo. Es                                         y no tiene deportes.

3. Mario es                                            . 

4. Mi mamá tiene los ojos                                                         .      

[poco]

[gordo]

[grande]

[delgado]    

[rubio]

[verdes]

[verdos]   

[rubia]

Het bijvoeglijk naamwoord

Bij de meeste andere bijvoeglijk naamwoorden gebruik je dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. In het meervoud krijgen ze -s (na klinker) of -es (na medeklinker).

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	grande	azul	grande	azul
mv	grande s	azul es	grande s	azul es

Zet in meervoud:
La pared es azul.

Zet in meervoud:
El tomate es rojo.

   Leerdoel

Ik kan de nationaliteit van mijnzelf en iemand anders aangeven

quizlet.com

www.todo-claro.com

www.todo-claro.com

   Leerdoel

Ik kan bepaalde en onbepaalde lidwoorden + meervoud van zelfstandig naamwoorden maken.

Bepaalde lidwoorden

Onbepaalde lidwoorden

UN

EL

UNA

LA

UNOS

LOS

UNAS

LAS

Bepaald lidwoord (mannelijk)

Onbepaald lidwoord (mannelijk)

Bepaald lidwoord (vrouwelijk)

Onbepaald lidwoord (vrouwelijk)

EL 

LOS

LA

LAS

UN

UNOS

UNA

UNAS

Welk(e) lidwoord(en) kunnen voor dit zelfstandig naamwoord?

amiga

/

...

...

el

los

la

las

un

unos

una

unas

spaansoefenen.weebly.com

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

Leg in je eigen woorden uit wat het leerdoel van deze les was.

Het leerdoel was voor mij duidelijk.

😒🙁😐🙂😃

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

0