Hoofdstuk 4 - Formuleren - Verwijswoorden

Verwijswoorden
Wist je dat er ongeveer 20 verwijswoorden zijn? 
Hoeveel kun jij er opsommen....
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Verwijswoorden
Wist je dat er ongeveer 20 verwijswoorden zijn? 
Hoeveel kun jij er opsommen....

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden

Slide 2 - Mind map

hun/hen?
Ik heb .... dat boek al gegeven.
A
hun, want het is een lv
B
hen, want er staat een vz voor
C
hun, want het is een mv
D
hen, want het is een lv

Slide 3 - Quiz

hun/hen
We hebben het aan .... verteld.
A
hun, want het is een mv
B
hen, want er staat een vz voor
C
hun, want het is een lv
D
hen, want het is een lv

Slide 4 - Quiz

hun/hen
Ik hoorde .... al op de trap schreeuwen
A
hun, want het is een mv
B
hen, want er staat een vz voor
C
hun, want het is een lv
D
hen, want het is een lv

Slide 5 - Quiz

wat/dat
Het eerste .... je moet, is je handen wassen.
A
wat, want het verwijst naar overtreffende trap
B
wat, want het verwijst naar een hele zin
C
wat, want het verwijst naar een onbepaald vnw
D
dat, want het verwijst naar een het-woord

Slide 6 - Quiz

wat/dat
Iets .... ik niet begrijp, is dat mensen geen 1,5 meter afstand houden.
A
wat, want het verwijst naar overtreffende trap
B
wat, want het verwijst naar een hele zin
C
wat, want het verwijst naar een onbepaald vnw
D
dat, want het verwijst naar een het-woord

Slide 7 - Quiz

wat/dat
Het grootste ziekenhuis, .... in Nederland staat, heeft ook de grootste ic-afdeling.
A
wat, want het verwijst naar overtreffende trap
B
wat, want het verwijst naar een hele zin
C
wat, want het verwijst naar een onbepaald vnw
D
dat, want het verwijst naar een het-woord

Slide 8 - Quiz

zijn/haar
De regering is erg tevreden over .... eigen handelen in deze coronatijd.
A
haar, want het verwijst naar een vrouwelijk de-woord
B
zijn, want het verwijst naar een mannelijk de-woord
C
zijn, want het verwijs naar een het-woord

Slide 9 - Quiz

zijn/haar
Het team heeft ..... tactiek gewijzigd.
A
haar, want het verwijst naar een vrouwelijk de-woord
B
zijn, want het verwijst naar een mannelijk de-woord
C
zijn, want het verwijs naar een het-woord

Slide 10 - Quiz

zijn/haar
Emmen organiseert nu in .... centrum geen evenementen.
A
haar, want het verwijst naar een vrouwelijk de-woord
B
zijn, want het verwijst naar een mannelijk de-woord
C
zijn, want het verwijs naar een het-woord

Slide 11 - Quiz

juist/onjuist

Namen van landen en steden zijn altijd onzijdig en daar verwijs je dus naar met 'het' of 'zijn'.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

juist/onjuist

De-woorden die eindigen op -heid zijn vrouwelijke woorden en daarnaar verwijs je met zij en haar.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

juist/onjuist

'Hen' gebruik je als het een meewerkend voorwerp is.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

juist/onjuist

Ik snap en weet de regels van het gebruik van verwijswoorden nu (iets) beter.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz