Studievragenlijst

Studievragenlijst

- Geef eerlijk antwoord

- Kies altijd maar 1 antwoord

- Je antwoord kan nooit fout zijn

- We bespreken elke vraag

1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Studievragenlijst

- Geef eerlijk antwoord

- Kies altijd maar 1 antwoord

- Je antwoord kan nooit fout zijn

- We bespreken elke vraag

Slide 1 - Slide

1. Als ik klaar ben met mijn toets...
A
Kom ik er bijna niet toe het nog over te kijken
B
Lees ik het soms nog over
C
Kijk ik het meestal helemaal na

Slide 2 - Quiz

2. Tijdens het studeren heb ik de radio (oid) aanstaan met programma’s, waarin ook af en toe Nederlands gesproken of gezongen wordt.
A
nooit
B
soms
C
vaak

Slide 3 - Quiz

3. Op de plaats waar ik mijn huiswerk maak, word ik vaak afgeleid door spullen die me meer interesseren dan mijn huiswerk.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

4. Als ik woordjes uit mijn hoofd leer schrijf ik...
A
ze bijna nooit op
B
De voor mij moeilijke woordjes direct op

Slide 5 - Quiz

5. Als ik voor twee uur huiswerk op heb, onderbreek ik mijn huiswerk met een korte pauze.
A
meestal
B
soms
C
bijna nooit

Slide 6 - Quiz

6. Als ik thuis ben dan gebruik ik een woordenboek als ik de betekenis van een woord niet zeker weet.
A
nooit
B
soms
C
meestal

Slide 7 - Quiz

7. Als ik thuis iets uit mijn hoofd moet leren
A
a. Doe ik het zachtjes voor mezelf
B
leer ik hardop

Slide 8 - Quiz

8. Bij het lezen van deze vragen beweeg ik mijn lippen op en neer
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

9. Ik noteer elke dag mijn huiswerk nauwkeurig in mijn agenda
A
soms ook niet
B
meestal
C
altijd

Slide 10 - Quiz

10.Als ik een tekst uit mijn hoofd moet leren
A
Besteed ik bijna alle tijd aan het overlezen
B
Besteed ik een gedeelte van de tijd aan het overhoren van mezelf

Slide 11 - Quiz

11.Op sommige dagen besteed ik veel tijd aan mijn huiswerk, op andere dagen weinig.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

12.Als ik een niet te groot proefwerk op krijg
A
Spreid ik het meestal over 2 of meer dagen
B
Leer ik het meestal in 1 dag

Slide 13 - Quiz

13.Ook al heb ik mijn huiswerk de dag tevoren goed geleerd, toch kijk ik het een tijdje daarna nog even vlug over.
A
bijna nooit
B
soms
C
bijna altijd

Slide 14 - Quiz

14.Als ik een proefwerk terug krijg
A
Bekijk ik de fouten altijd erg nauwkeurig
B
Lees ik de fouten nog even over
C
Kijk ik vooral naar het cijfer, minder naar de fouten

Slide 15 - Quiz

15.Bij het lezen van een regel in een boek, beweeg ik mee met mijn hoofd
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

16.Vanaf de plaats waar ik meestal mijn huiswerk maak
A
Kan ik de TV horen
B
Kan ik de TV zien
C
Kan ik de TV niet horen of zien.

Slide 17 - Quiz

17.Er zegt wel eens iemand tegen me: “Je moet netter werken.”
A
nooit
B
soms
C
vaak

Slide 18 - Quiz

18.Ik weet hoe ik een woordenboek moet gebruiken
A
niet zo goed
B
zo ongeveer
C
goed

Slide 19 - Quiz

19.Als ik een boek lees, wijs ik de regel aan met mijn vinger
A
meestal
B
nooit
C
soms

Slide 20 - Quiz

20.Ik weet precies hoe ik een atlas moet gebruiken
A
niet zo goed
B
zo ongeveer
C
goed

Slide 21 - Quiz

21.Als ik van school thuis kom
A
Begin ik meestal meteen, zonder te pauzeren, aan mijn huiswerk
B
Begin ik na een korte pauze aan mijn huiswerk
C
Duurt het nog wel even, voor ik aan mijn huiswerk begin

Slide 22 - Quiz

22.Als ik huiswerk opkrijg begin ik, wanneer mogelijk, bijna altijd met leren
A
Een paar dagen voor ik het moet kennen
B
Op de dag voor ik het moet kennen

Slide 23 - Quiz

Lessen die we al een tijdje geleden hebben gehad
A
Neem ik alleen vlak voor een proefwerk nog door
B
Neem ik tussentijds nog wel eens door
C
Neem ik nooit door

Slide 24 - Quiz

24.Thuis heb ik altijd een vast plek om huiswerk te maken
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

25.Als ik thuis een boek lees, doe ik dat hardop
A
vaak
B
soms
C
nooit

Slide 26 - Quiz

26.Wanneer ik als huiswerk voor Frans en Engels woordjes moet kennen en voor geschiedenis (gs) een hoofdstuk moet leren, dan deel ik mijn tijd het liefst zo in:
A
Eerst de woordjes van beide talen, dan gs
B
Eerst gs, dan de woordjes van beide talen
C
Eerst de woordjes van de ene taal, dan gs, dan de woordjes van de andere taal

Slide 27 - Quiz

27.Als ik aan mijn huiswerk begin, stel ik van tevoren vast, hoeveel tijd ik ongeveer aan elke vak zal besteden.
A
(bijna) altijd
B
soms
C
nooit

Slide 28 - Quiz

28.Bij het maken van mijn huiswerk
A
Begin ik met het moeilijkste
B
Bewaar ik het moeilijkste vaak tot het laatst, zodat het vaak niet af komt
C
Doe ik moeilijke vakken en makkelijke vakken door elkaar
D
Neem ik de volgorde van de vakken zoals ze in mijn agenda staan

Slide 29 - Quiz

29.Ik heb wel eens fouten gemaakt bij een proefwerk of bij het huiswerk, alleen maar omdat ik de opdracht niet goed gelezen had.
A
Bijna nooit gebeurd
B
Een paar keer gebeurd
C
Gebeurt vrij vaak

Slide 30 - Quiz

30.Ik maak mijn huiswerk op een plaats waar ik gestoord word.
A
meestal
B
toch nog vrij vaak
C
bijna nooit

Slide 31 - Quiz

31.Ik overhoor mezelf of laat me vaak door anderen overhoren
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

32. Het komt voor dat ik bij het uit het hoofd leren, de woordjes opdreun zonder dat ik weet wat ik zeg.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

33.Wanneer ik bijvoorbeeld Engelse of Franse woordjes moet leren, doe ik dat altijd in één keer zonder tussenpozen.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

34.Ik gebruik de atlas, behalve voor het vak Aardrijkskunde, ook wel eens om dingen voor een ander vak op te zoeken
A
vaak
B
soms
C
nooit

Slide 35 - Quiz

35.Ik besteed bijna elke lesdag zowel ’s middags als ’s avonds enige tijd aan het maken van mijn huiswerk.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz