This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Havo 3 - Tenses
English
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Tenses (=werkwoordstijden)
Je kent al een heel aantal tenses
De namen van de tenses zijn heel logisch opgebouwd. Als je de 5 basistermen kent, kun je de namen van alle tenses makkelijk onthouden!
Slide 3 - Slide
De 5 basistermen
present = tegenwoordig
past = verleden
simple = onvoltooid (dus NIET met een volt.deelw.)
perfect = voltooid (dus met 'have' + volt.deelw.)
continuous = duurvorm (ing-vorm)
That's it!
Slide 4 - Slide
Met de 5 basistermen kun je een aantal combinaties maken
De namen van alle tenses zijn opgebouwd uit een combinatie van 2 termen.
De 1e term is altijd 'present' of 'past'
De 2e term is altijd 'simple', 'perfect', 'continuous' of 'present continuous'
Slide 5 - Slide
Wat betekent de term 'continuous'?
Slide 6 - Open question
Wat betekent de term 'perfect'?
Slide 7 - Open question
Als je moet bepalen in welke tense een werkwoordsvorm staat, dan stel je jezelf de volgende vragen:
Wordt de 1e term 'present' of 'past'? tegenwoordig --> present verleden --> past
Wordt de 2e term 'simple', 'perfect', 'continuous' of 'perfect continuous' ? geen voltooid deelw. en geen ing --> simple staat er een voltooid deelw. met have/has/had ervoor --> perfect staat er een ing-vorm met een vorm van 'be' ervoor --> continuous staat er 'been' + ww-ing --> perfect continous
Slide 8 - Slide
I have heard that song before.
1e term: tegenwoordig --> present
2e term: voltooid deelwoord --> perfect
DUS: De zin staat in de present perfect
Slide 9 - Slide
Before James went home he _____ his wife some flowers.
A
bought
B
had bought
C
was buying
D
has bought
Slide 10 - Quiz
As we _____ the nine o'clock news last night, our TV broke down.