Extra zinsontleding en hoofd- en bijzinnen uitleg

Zinsontleding en werkwoordspelling
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zinsontleding en werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wanneer biedt deze sportclub alle vrijwilligers een feestavond aan?

Slide 3 - Slide

Vanwege m'n verjaardag gaf ik vandaag iedereen in de klas een lekkere Mars. 

Slide 4 - Slide

Na dit teleurstellende seizoen zal PSV vermoedelijk de trainer ontslaan. 

Slide 5 - Slide


Enkelvoudige zin = één persoonsvorm

Samengestelde zin = twee of meer persoonsvormen

Slide 6 - Slide

Samengestelde zin
– De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.

– De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.

Slide 7 - Slide

Hoofdzin (HZ) en Bijzin (BZ)
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.


Slide 8 - Slide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (hoofdzin + hoofdzin);

- een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin (bijzin + hoofdzin);

- een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin (hoofdzin + hoofdzin + bijzin). (hoofdzin+bijzin+bijzin)

Er is altijd minimaal 1 hoofdzin!!!!

Slide 9 - Slide

Is het onderstreepte gedeelte van de volgende zin een hoofdzin of een bijzin?
Zwitserland ligt in het hart van Europa, maar het wijkt in veel opzichten af van andere Europese landen.
A hoofdzin
B bijzin

Slide 10 - Slide

werkwoordspelling

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Let op
- samengestelde zinnen: meerdere persoonsvormen
- Gevaarwoorden: PVTT en VD lijken op elkaar
Het gebeurt/ gebeurd heel vaak.
Hoe is dat gebeurt/ gebeurd

Slide 13 - Slide