werkwoorden woensdag 13 mei

werkwoorden 13 mei
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

werkwoorden 13 mei

Slide 1 - Slide

we gaan herhalen:
1)wederkerig werkwoord
&
2)scheidbaar werkwoord
&
3) samengesteld wederkerig werkwoord

Slide 2 - Slide

1)wederkerig werkwoord
bijvoorbeeld: ik schaam mij, jij schaamt je, hij /zij/u/het schaamt zich.
Je doet het aan jou zelf.
Dus niet ik was de baby, maar ik was me (mij is ook goed).
Ik doe het dus niet aan de baby, maar aan mijzelf.

Daarom gebruik je bij het werkwoord ook me, je, zich, ons, je of zich.

Slide 3 - Slide

dit rijtje uit je hoofd leren!
ik  was me
jij wast  je
hij wast zich (zij, u, het is hetzelfde)
wij wassen ons
jullie wassen je 
zij wassen zich

Slide 4 - Slide

2) scheidbaar werkwoord
dit is bijvoorbeeld:

afwassen, opruimen

een werkwoord + een voorzetsel.
Je haalt ze uit elkaar (= scheiden)

Slide 5 - Slide

de volgorde :
Ik was (de borden) af
jij wast (de borden) af
hij wast (de borden af
wij wassen (de borden) af
jullie wassen (de borden) af
zij wassen (de borden) af
dus; werkwoord -  andere zinsdelen - voorzetsel

Slide 6 - Slide

3) samengesteld EN wederkerig werkwoord!!!
bijvoorbeeld:
zich aankleden, zich inschrijven, zich aanpassen

zich is van het wederkerig, en aan/in is van het scheidbare

Slide 7 - Slide

de volgorde
inspannen:
ik span mij in .
persoon -werkwoord- wederkerig woord - voorzetsel
span ik mij in??
werkwoord -persoon -wederkerig woord - voorzetsel
span je in!!!
werkwoord - wederkerig woord - voorzetsel


Slide 8 - Slide

wat ga je doen:
je gaat NIET verder met jouw werkwoorden.
je gaat alles wat ik heb gecorrigeerd nakijken en verbeteren.
je stuurt het verbeterde werk per mail naar mij toe.
dat is alles.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide