24. Het onderwerp

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel:  ik kan het onderwerp van een zin vinden.    
Goedemorgen,

Start alvast je LessonUp op (laptop).
Leg je boek / schrift klaar.
204-205
208-209

Slide 2 - Slide

Doel:  Ik kan het onderwerp van een zin vinden.    
 Laptop - LessonUp  

  • LessonUp Voorkennis persoonsvorm en zinsdelen
  • Instructie onderwerp
  • Maken Flexboek C5 Onderwerp
  • Lesafsluiting Quiz LessonUp
204 - 205
208 - 209

Slide 3 - Slide

Hoe vind ik ook alweer de persoonsvorm?
A
Zin vragend maken
B
Verander het aantal in de zin
C
Zin in een andere tijd zetten
D
Alle drie

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

lopen - werken - ...

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Maak de zin vragend.
  • Verander de zin van tijd.
  • Verander het getal (enkelvoud/meervoud).

Slide 6 - Slide

Zinsdelen (beg.inoefening)
's Avonds zie je op de kermis veel verliefde stelletjes.

De keizer van Japan zal deze week ons land bezoeken.

Slide 7 - Open question

Hoe vind je het onderwerp?

  • Stel de vraag


  • Wie (Wat) + persoonsvorm?



Slide 8 - Slide

Mijn buurmeisje loopt naar het wokrestaurant.
Zo vind je het onderwerp van een zin:

  1. Zoek de persoonsvorm (pv).
  2. pv = loopt
  3. Vraag: wie (wat) + persoonsvorm? 
  4. Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
  5. Wie loopt?
  6. ow = Mijn buurmeisje 

Vaak is het onderwerp van de zin een persoon die iets doet. Het kan ook een dier of een ding zijn.
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.  

Slide 9 - Slide

Onderwerp

Je kunt ook de persoonsvorm in de zin veranderen van enkelvoud naar
meervoud of andersom. 


Als je dat doet verandert het onderwerp mee.


Enkv.:     De jongen leest boeken

Meerv.:   

Slide 10 - Slide

Dus?
Het onderwerp vind je door:
Wie of wat + persoonsvorm?

Slide 11 - Slide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Klas 1 heeft een sportdag georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Klas 1 heeft een sportdag georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?

Slide 13 - Open question

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
Wie treden op?

Slide 15 - Open question

Welke vraag stel je?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.

Slide 16 - Open question

Wat is het onderwerp?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.
Wie speelt?

Slide 17 - Open question

Zet de persoonsvorm en het onderwerp in het meervoud. (getalsproef)

Mijn koptelefoon maakt slecht verbinding.

Slide 18 - Open question

Flexboek
             Blz. 204 - 205  Maak opdracht 1 t/m 7 


             Blz. 208 - 209  Maak opdracht 1 t/m 5 


Klaar?  Online Planning Les 24

Huiswerk dinsdag 5 december: Ne Planning les 24


Slide 19 - Slide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
A
Wie kan kopen?
B
Wat kan kopen?

Slide 20 - Quiz

Wat is het onderwerp?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
Wie kan kopen?

Slide 21 - Open question

Wat is het onderwerp?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
Wie krijgen?

Slide 22 - Open question

Wat is het onderwerp?

De auto moet voor een APK naar de garage.

Slide 23 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin?

De docenten vergaderen over de rapporten.

Slide 24 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin?

Heeft de zilversmid jouw kettinkje gerepareerd?

Slide 25 - Open question