Les 42 Onderwerp -gr

  
  STARTOPDRACHT: 
  Zoek in de krant 2 teksten met tekstsoort INSTRUEREN.
  Knip ze uit en plak ze op het raam onder INSTRUEREN.
timer
3:00
Leg klaar:  LessonUp - boek en schrift
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  
  STARTOPDRACHT: 
  Zoek in de krant 2 teksten met tekstsoort INSTRUEREN.
  Knip ze uit en plak ze op het raam onder INSTRUEREN.
timer
3:00
Leg klaar:  LessonUp - boek en schrift

Slide 1 - Slide

Grammatica
           Lesdoel: ik kan het onderwerp in een zin vinden.
Les 42: Onderwerp              
          👨‍🏫 Volgorde van de les
            1.  Wat kun je al?    2. Instructie + samen oefenen   3. Zelfstandig werken   4. Terug- en vooruitblik



Leg klaar:  LessonUp - boek en schrift

Slide 2 - Slide

Wat kun je al?
    Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
    Ik kan de pv en het werkwoordelijk gezegde uit een zin halen.
    
   
   

Slide 3 - Slide

Hoe vind ik de persoonsvorm?
A
Zin vragend maken
B
Verander het aantal in de zin
C
Zin in een andere tijd zetten
D
Alle drie

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

lopen - werken - ...

Slide 5 - Slide

      Zinsdelen: wat kan ik?
's Avonds zie je op de kermis veel verliefde stelletjes.





De keizer van Japan zal deze week ons land bezoeken.

Slide 6 - Slide

            Het onderwerp: wat kan ik straks?

  • kan ik het onderwerp (de hoofdpersoon) van zinnen bepalen.
  • hoe het onderwerp en de persoonsvorm met elkaar te maken   hebben.
  • dat je onderwerpen van zinnen overal tegenkomt: in (school)boeken,   in films en in kranten.
Aan het eind van deze les:
👨‍🏫 Volgorde van de les
 1. Wat kun je al? 2. Instructie + samen oefenen 3. Zelfstandig werken 4. Terug- en vooruitblik




Slide 7 - Slide

      Hoe vind ik het onderwerp (hoofdpersoon)?
Wie of wat speelt of spelen in elke zin de belangrijkste rol?

Slide 8 - Slide

      Hoe vind ik het onderwerp (hoofdpersoon)?
Wie of wat speelt of spelen in elke zin de belangrijkste rol?

Slide 9 - Slide

Mijn buurmeisje loopt naar het wokrestaurant.
Zo vind je het onderwerp van een zin:

  1. Zoek de persoonsvorm (pv).
  2. pv = loopt
  3. Vraag: wie (wat) + persoonsvorm? Wie of wat speelt in deze zin de belangrijkste rol?
  4. Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
  5. Wie loopt?
  6. ow = Mijn buurmeisje 

Vaak is het onderwerp van de zin een persoon die iets doet. Het kan ook een dier of een ding zijn. Wie of wat speelt of spelen in elke zin de belangrijkste rol?
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.  

Slide 10 - Slide

Onderwerp

Je kunt ook de persoonsvorm in de zin veranderen van enkelvoud naar
meervoud of andersom. 


Als je dat doet verandert het onderwerp mee.


Enkv.:     De jongen leest boeken

Meerv.:   

Slide 11 - Slide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Klas 1 heeft een sportdag georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Klas 1 heeft een sportdag georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?

Slide 13 - Open question

Zet de persoonsvorm en het onderwerp in het meervoud. (getalsproef)

Mijn koptelefoon maakt slecht verbinding.

Slide 14 - Open question

Aan de slag
Opdr. 1 (v3abc)- 2 (v3abc) - 3 (v123) - 4 (t/m alinea 6)     
208 - 209
Startopdracht + weekopdracht
                    Lesdoel: ik kan het onderwerp (hoofdpersoon) van zinnen vinden.
Terug - en vooruitblik
     betrouwbare =                                     
     consumenten = 
     eigenaar = degene van wie iets is
     gehalte = waarde
geloofwaardige
verbruikers
     eigenaar =  
     gehalte = 
     naturel = natuurlijk. zonder toevoegingen
     ontwikkelen = ontwerpen
degene van wie iets is
waarde

Slide 15 - Slide

Aan de slag
  Opdr. 1 (1.2 in je hoofd) - 2 - 4 - 5 + 6 t/m oceaan    
204 - 205
Weekopdracht + startopdracht
                    Lesdoel: ik kan het onderwerp (hoofdpersoon) van zinnen vinden.
Terug - en vooruitblik
     duurzaam =                                   
     zich realiseren = 
     de status = het maatschappelijk aanzien/respect
     het segment = het gedeelte
zo weinig mogelijk grondstoffen verbruikend
beseffen
     eigenaar =
     gehalte = 
     naturel = natuurlijk. zonder toevoegingen
     ontwikkelen = ontwerpen
degene van wie iets is
waarde

Slide 16 - Slide

      Terugblik en vooruitblik
Terugblik
Je hebt geleerd hoe je het onderwerp van zinnen kunt vinden.
Check ->>  

Vooruitblik
In een volgende les ga je aan de slag met ww.spelling: de persoonsvorm vt (zwak ww).


Slide 17 - Slide

Wat is het onderwerp?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
Wie kan kopen?

Slide 18 - Open question

Wat is het onderwerp?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
Wie krijgen?

Slide 19 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin?

Heeft de zilversmid jouw kettinkje gerepareerd?

Slide 20 - Open question

Wat is het onderwerp?

De auto moet voor een APK naar de garage.

Slide 21 - Open question